Het beleid in het sociaal domein wisselt snel en het personeelsverloop ligt hoog. Dit maakt het moeilijk om vakkennis op peil te houden en kwetsbare burgers goed te helpen. Meike Bokhorst en Godfried Engbersen (WRR) onderzochten hoe dat anders kan.
In de working paper Kennisversterking in het sociaal domein kijken Bokhorst en Engbersen naar de gedecentraliseerde uitvoering van de sociale wetten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (szw), dus de arbeidsparticipatie (Participatiewet 2015), schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Wgs, 2012) en inburgering (Wet Inburgering 2022). In de studie staat de vraag centraal welke deskundigheid de landelijke en gemeentelijke overheden nodig hebben om gedecentraliseerde taken uit te (laten) voeren.
Permanente vernieuwing in sociaal domein
De kennisbasis binnen het sociaal domein is vluchtig. Ten eerste is het sociaal domein zeer gevoelig gebleken voor de veranderende waardering van de verzorgingsstaat, in het bijzonder voor ideologische veranderingen in de verhoudingen tussen overheid, markt en samenleving. Schommelende budgetten, uiteenlopende wetgeving en wisselende verantwoordelijkheidsverdeling hebben zo geleid tot een geringe continuïteit van beleid. Een tweede factor is dat het sociaal domein zelf beheerst wordt door het principe van permanente vernieuwing. Het is kenmerkend voor het welzijns- of sociaal beleid dat beleidsmakers met pilots en projecten permanent blijven zoeken naar de beste aanpakken voor sociale problemen.
Het laatste decennium vinden echter serieuze pogingen plaats om die kennisbasis te versterken, bijvoorbeeld specifieke vakkennis over effectieve interventies. Ook werkt men aan programma’s over vakmanschap en aan verdere professionalisering via beroepsprofielen en beroepsverenigingen. Ook is er een grotere nadruk komen te liggen op evidence based of evidence informed werken. Parallel aan de tendens tot verwetenschappelijking van het sociaal domein, speelt ervaringskennis of ervaringsdeskundigheid een steeds grotere rol. De opkomst van de ervaringsdeskundige kan worden gezien als een reactie op de kritiek dat het beleid de perspectieven van burgers onvoldoende meeneemt en daardoor weinig effectief is.
Zoeken naar de juiste deskundigheidsmix
Uit de geschetste ontwikkelingen kan enerzijds worden opgemaakt dat in het sociaal domein, om verschillende redenen, hiaten bestaan in de kennisbasis van centrale en lokale overheden, en anderzijds dat er serieuze pogingen worden ondernomen om die hiaten te dichten. Vakkennis wordt versterkt, onder meer door (wetenschappelijke) onderzoeksprogramma’s op te zetten, databases met effectieve interventies te ontwikkelen, kennisnetwerken te stimuleren, beroepsprofielen en registers op te stellen en vakopleidingen aan te bieden. Veldkennis wordt versterkt, door onder andere communities of practice te vormen en de rol van gebruikers- en ervaringskennis te vergroten. Proceskennis wordt vergroot, onder meer door beleidsevaluaties uit te voeren en de aanbestedingspraktijk te professionaliseren.
En tot slot wordt uitvoeringskennis gestimuleerd, onder meer door samen met relevante partijen te werken aan oplossingen voor een samenloop van problemen, door uitvoeringsorganisaties de Staat van de Uitvoering te laten maken, en door het uitvoeringsonderzoek via leerstoelen en lectoraten te versterken.
Verbetersuggesties van gesprekspartners uit het veld
Hoe kijken betrokkenen aan tegen deze ontwikkelingen van de kennisbasis bij het rijk en gemeenten? We spraken onderzoekers, beleidsmakers en uitvoerders over de huidige stand van zaken, ontwikkelingen en mogelijke beleidsopties om kennis te verbeteren, te borgen en te benutten. Uit de interviews komt een aantal zaken naar voren die van belang zijn om vak- en veldkennis op of vanuit het nationale niveau te verbeteren, borgen en benutten.
Allereerst komt naar voren dat onderzoeksprogramma’s voor de langere termijn ontwikkeld moeten worden. Daarvoor is nodig dat binnen het rijk meer mensen aan kennisopbouw doen. Van belang is dat er een cultuur ontstaat waarin beleid systematisch wordt geëvalueerd en naar alternatieven voor beleidsmaatregelen wordt gekeken. Voor dat laatste dienen ambtenaren tijd en ruimte te krijgen. Zorg ervoor dat er mensen zijn die het geheel kunnen overzien; nu zijn te veel mensen te veel gericht op hun eigen deelterrein.
Op de tweede plaats moet er een bruikbare centrale en gedeelde kennisbasis komen. De huidige kennisbasis is versnipperd en tijdelijk van aard, en biedt te weinig inzicht in de cumulatie van kennis. Het zou goed zijn als er een landelijk kenniscentrum met documentatiefunctie komt dat ook interactief en vraaggestuurd kan werken. Wetenschappelijke studies en verslagen over effectieve interventies sluiten lang niet altijd aan bij actuele beleids- en uitvoeringsvraagstukken en vergen een vertaalslag.
Ten derde is van belang dat kennis van effectieve interventies over arbeidsactivering en schuldhulpverlening breed beschikbaar komt. Een slim gebruik van artificiële intelligentie (ai) kan helpen om relevante kennis toegankelijker te maken, in het bijzonder voor lokale beleidsambtenaren, sociaal werkers en sociale partners.
Durf goede mensen te binden met vaste aanstellingen, want mensen behouden is een prioriteit voor de komende jaren
De opties die gesprekspartners noemen om lokale vak- en veldkennis te versterken, zijn allereerst de aanwezigheid van een voor gemeenten bruikbare centrale database met effectieve interventies. Daarbij past een goed functionerende digitale infrastructuur. Daarnaast worstelen gemeenten met de mobiliteit van beleidsmedewerkers en uitvoerders in het sociaal domein, waardoor ze steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden. Durf goede mensen te binden met vaste aanstellingen, want mensen behouden is een prioriteit voor de komende jaren, zo stellen diverse wethouders. Een andere optie is bijvoorbeeld om het professionele profiel van beroepsgroepen te versterken.
Onze gesprekspartners dragen ook opties aan om de uitvoering beter te betrekken bij de beleidsvorming, en om de versnipperde financiering terug te dringen. Zo zouden volgens hen gemeenten betrokken moeten worden bij de uit- en invoeringstoetsen van wetgeving en bij aanpassingen van wetgeving. Er moet voor gezorgd worden dat de wetgeving aansluit en aan blijft sluiten bij de lokale praktijk. Gemeenten ervaren niet altijd voldoende uitvoeringskennis bij de rijksoverheid. Pas achterhaalde beleidsveronderstellingen aan en zorg in de wet voor voldoende ruimte voor lokale beleidsvariatie. Sociale wetgeving zou meer georganiseerd kunnen worden als lerende stelsels die periodiek en zo nodig ook tussentijds om gezamenlijke herijking vragen. Onze gesprekspartners pleiten bovendien voor werken met langetermijnfinanciering en meerjarenprogramma’s. Sociale veranderingen duren immers langer dan een kabinets- of collegeperiode.
Kennisversterking langs drie lijnen
De cruciale taken binnen het sociaal domein, zoals het activeren van burgers op de arbeidsmarkt, het inburgeren van statushouders en het saneren van schulden van schuldenaren, zijn gebaat bij betere borging en benutting van verschillende type kennis.
Als we het geheel aan opties uit de literatuur en gesprekken overzien, zijn drie belangrijke lijnen te trekken.
Ten eerste het zorgdragen voor meer continuïteit van het beleid en een stevige ondersteunende kennisbasis. Dat veronderstelt dat er zowel een beleidsagenda komt voor delangere termijn alseen toegankelijk kenniscentrum met daarin bruikbare instrumenten voor specifieke doelgroepen van beleid. Een onafhankelijk onderzoeksinstituut dat toegankelijk is voor alle relevante partijen, zou zo’n documentatiefunctie kunnen vervullen. Zo’n centrum moet vraaggestuurd kunnen werken, en algemene en specifieke inzichten helpen vertalen naar actuele en concrete beleids- en uitvoeringsvraagstukken.
Ten tweede het verder uitbouwen van communities of practice of leernetwerken voor gemeenten. Methodisch onderbouwd werken vormt daarbij de kern van professioneel handelen. Door te werken aan een permanente leercultuur kunnen medewerkers vakkennis over effectieve interventies combineren met hun eigen ervaringskennis en met lokale kennis over de context waarbinnen en de personen voor wie interventies effectief zijn.
Een derde lijn is hetversterken van professionalisering binnen het sociaal domein. Door beroepsprofielen en beroepsethiek te ontwikkelen kunnen organisaties de professionaliteit van medewerkers erkennen en waarderen. Daarbij moet ook ervaringskennis worden gewaardeerd en op een juiste manier worden ingepast. Het is van belang dat medewerkers voldoende tijd hebben om zich verder te professionaliseren en problemen van cliënten op te lossen. De omloopsnelheid van medewerkers in het sociaal domein is erg groot. Met meer deskundigheid en autonomie en minder zaken per persoon kunnen medewerkers langer voor het sociaal domein behouden blijven en kan kennis beter worden geborgd. Ook het verminderen van de snelle roulatie van leidinggevenden en beleidsfunctionarissen binnen het ministerie van szw en gemeenten is van groot belang om de kennisbasis te versterken en het staccato karakter van beleid tegen te gaan.
Dit artikel is gebaseerd op hun onlangs verschenen working paper Kennisversterking in het sociaal domein. Ervaringen en opties uit het veld. De samenvatting verscheen ook als artikel bij Sociale Vraagstukken.
[…] Lees verder via platformoverheid.nl […]