Voetbal en democratie: twee grootheden die in Nederland verrassend veel gemeen hebben. Wat ooit begon als een elitaire bezigheid voor kostschooljongens en textielfamilies, groeide in de loop van de tijd uit tot een nationale volkstraditie. Net als het kiesrecht werd ook voetbal stap voor stap verbreed, gedeeld en geclaimd door steeds grotere groepen. Zo vertelt de geschiedenis van het spel tegelijk het verhaal van de democratisering van ons land.
Beeld: Pixabay
Normaal gesproken bespreek ik op deze plaats actuele boeken over democratie en Nederlandse politiek. Deze keer niet. De afgelopen maanden zijn er wel boekjes verschenen over deze onderwerpen, onder anderen van Beatrice de Graaf, René van Stipriaan en Timothy Snyder, maar die zijn toe te rekenen aan het genre dat Stine Jensen eerder dit jaar als ‘pamflettisme’ heeft betiteld. Dat wil zeggen: behapbare boeken van schrijvers die een actueel probleem aankaarten en daarover een duidelijke mening ventileren. Een mening, geen analyse. Vaardig geschreven, vanuit een vooringenomen ideologisch standpunt, waarop niet nader wordt gereflecteerd. Pamfletten, aldus Jensen, markeren tijden van crises.[1] Ik weet niet goed wat ik met dergelijke pamfletboeken aanmoet. Ik geloof ook niet dat zij meer dan een kortdurende betekenis hebben. Zonde van geld, tijd en moeite derhalve.
Niet langer een mannending
Deze keer daarom aandacht voor een onderwerp dat minder gewichtig is dan politieke democratie maar voor velen minstens zo belangrijk. Een onderwerp ook dat net als democratie een dalend cultuurgoed is.[2] Iets wat eerst was voorbehouden aan een elite is in de loop der tijd gemeengoed geworden. Ik heb het over voetbal. Sinds de opmars van het vrouwenvoetbal kan hier genderneutraal en inclusief over worden geschreven. Het is gelukkig niet langer alleen maar een mannending.
Aanleiding is het verschijnen van Textielvoetbal.[3] De auteurs zijn de voetbalhistorici bij uitstek van ons land. Jan Luitzen is op het onderwerp gepromoveerd (Nijmegen, 2020), Wim Zonneveld is een emeritus-hoogleraar Engelse cultuur die in sportgeschiedenis een tweede roeping heeft gevonden. Hun meest recente boek analyseert de introductie en opkomst van het voetbal in Nederland in de tweede helft van de 19e eeuw.
De huidige versie van deze sport is als association football omstreeks 1865 in Engeland ontstaan, en heeft zich van daaruit over Europa en de wereld verspreid. In ons land is het via twee wegen gearriveerd. Via de ‘kostschoolroute’ hebben Engelse scholieren en Britse leraren football geïntroduceerd op hun exclusieve middelbare kostscholen. Nederlandse alumni van deze scholen hebben het vervolgens over den lande verspreid. Plaats van handeling in dit proces is het westen van ons land. De bekendste pionier van de kostschoolroute is de nog immer bekende Haarlemmer Pim Mulier (1865-1954).
Textielvoetbal
‘Textielvoetbal’ vormt de tweede route. Ook hier gaat het om pubers en jongvolwassenen uit de gegoede echelons van de samenleving. Echter, niet uit de ‘oude chique’ van liberale en conservatieve bestuurders maar uit de ‘nouveau riche’ van de Twentse en in het bijzonder de zogenoemde Enschedese textielfabriqueurs. Om zich voor te bereiden op hun toekomstige taak en rol in het familiebedrijf gingen de zonen eerst naar de speciaal opgerichte Twentsche Industrie- en Handelsschool (1864), een particulier gefinancierde maar krachtig door minister Thorbecke ondersteunde hbo-achtige HBS.[4]
Vooral Engeland was in trek, in het bijzonder de streek rond textielmetropool Manchester
Ter afronding van hun opleiding bezochten zij daarna nog het buitenland om de fijne kneepjes en laatste innovaties van het vak in de praktijk te leren kennen. Vooral Engeland was in trek, in het bijzonder de streek rond textielmetropool Manchester. Daar leerde een van hen, Bernard van Heek (1863-1923), het association football al doende kennen. Kennelijk had hij aanleg, want hij werd opgesteld in het fabrikantenteam Burnley Manufacturers in een wedstrijd tegen een regionale ploeg. Als left outside wing bereidde hij beide goals van de Manufacturers voor. Vlak voor hij begin 1885 terugkeerde, kocht hij lokaal een lederen bal, nam die mee terug naar Enschede, en introduceerde het spel met de bal bij familie, vrienden en jaargenoten (Luitzen/Zonneveld 2025, 81-83).
Dat mondde uit in een geïmproviseerd eerste onderling potje, op een weiland van een van de familieleden. Van Heek onderscheidde zich door alle vijftien goals voor zijn rekening te nemen. De twintigers pakken hun nieuwe hobby voortvarend aan. Zij richten een club op, de Enschedesche Football Club EFC, compleet met reglementen, clubtenue, clubhuis, trainingsavonden en een bestuur, Bernard van Heek wordt eerste voorzitter. Artikel 15 bepaalt dat de EFC het voetbal publiekelijk wil beoefenen, wat vooraf via advertenties in de media aangekondigd zal worden (17-19). Dit onderscheidt textielvoetbal van kostschoolvoetbal.
Aldus geschiedt: al op 6 september 1885 spelen twee elftallen van EFC in aanwezigheid van duizenden toeschouwers en de burgemeester tegen elkaar. Zij laten zich in voetbaltenue fotograferen, de eerste elftalfoto van ons land. Het initiatief van de EFC-ers werkt aanstekelijk op hun jongere broers en neven, deze richten op 31 augustus 1885 een eigen club op, die zij vernoemen naar de die dag jarige kroonprinses: Prinses Wilhelmina. Deze tieners dagen hun oudere verwanten uit tot opnieuw een ‘openbare voetbaluitvoering’, de eerste echte voetbalwedstrijd in Enschede, aldus Luitzen en Zonneveld (95). De wedstrijd tussen EFC met captain Bernard van Heek en PW met captain Ludwig van Heek (een jonger broertje) vindt plaats op 5 september 1886, dus een jaar na het eerste optreden van de EFC, en eindigt in een gelijkspel. Het behoort tot de vijf oudste bekende voetbalwedstrijden in Nederland.
Te veel aandacht is er voor de genealogische spaghetti van de verstrengelde textielfamilies
Twee jaar later fuseren de clubs tot EFC Prinses Wilhelmina, ‘PW’ in het dagelijks verkeer (134-136). Onder die naam bereikt het Enschedese voetbal al snel de top van de regio ten oosten van de Veluwe (350-353), en daarna mengt PW zich in de strijd om het nationale kampioenschap, zonder het hoogste succes overigens. De club heeft één international geleverd (175). Vanaf de jaren ‘20 daalt PW af tot de laagste amateurniveaus om nimmer terug te keren.[5] Alleen op heel indirecte wijze is PW nog aanwezig in de hoogste echelons van het Nederlandse voetbal. Het rood-wit-blauw van het Tilburgse Willem II is ‘geleend’ van PW door de wolfabrikantenzonen Van den Bergh, die in hun tijd aan de Enschedese Industrie- en Handelsschool voor PW hebben gespeeld, en na terugkeer voor Willem II: de kleuren van de prinses zijn immers dezelfde als die van haar grootvader (374).[6] Textielvoetbal reikt tot in het zuiden des lands.
Vlegeljaren
Het boek behandelt alleen de eerste vijftien jaar: de ‘vlegeljaren’, zoals de titel aangeeft. Dat is een uiterst gedateerde term voor de pubertijd. Luitzen en Zonneveld geven een uitvoerige beschrijving (gemiddeld 25 bladzijdes per vlegeljaar) van milieu, achtergrond, personen en ontwikkelingen. Te veel aandacht is er voor de genealogische spaghetti van de verstrengelde textielfamilies, en voor de andere sporten waarmee de jonge heren zich onledig hielden (37-58, 111-120, 126-130). Interessant en vermakelijk is het bestuurlijke spel dat de jongeheren in alle ernst met hun clubje spelen. Alles is formeel geregeld, het spel wordt volgens de regels en formaliteiten gespeeld, verantwoordelijkheden zijn keurig verdeeld, er worden bestuursverkiezingen gehouden, voorzitters worden afgezet, soms door hun eigen broers, er wordt zelfs geputscht (236-238) door leden van buiten de Twentse incrowd.
Vergeet niet: in verenigingen met ongeveer 30-35 leden, allen jonger dan 23-25, die met elkaar ook nog eens trainden en voetbalden! Contacten met de andere sekse, in dezelfde leeftijdscategorie, ontstaan via de even keurige als geheimzinnige vereniging Macabar. De schrijvers onthullen voor het eerst aard, samenstelling en naam (219-227). Lastig voor de voetballende heertjes waren ouders die bezwaar maakten tegen lange reizen (tot in Amsterdam), wezen op huiswerkverplichtingen, of zich zorgen maakten over de kans op blessures. Dat was overigens niet zonder reden, een gebroken been, gescheurde kniepees, zelfs een dode zijn de schrijvers tegengekomen. Stof voor een soapserie, denk je onwillekeurig.
Ruwer
Van het voetbal dat de jeugdige heren speelden moet men zich niet te veel voorstellen. Association football is het moderne voetbal in een primitiever en wat ruwere vorm. Er was altijd publiek, in het Oosten althans, vaak waren er ook ‘couranten’ om verslag te doen. Een geregelde competitie bestond nog niet, clubs daagden elkaar uit voor een wedstrijd, afspraken werden per brief gemaakt. De afmetingen en inrichting van het veld hingen af van de omstandigheden ter plekke, er was nauwelijk belijning, teams namen hun eigen umpire mee, bij onenigheid gaf een neutrale referee de doorslag. Kwam men een speler tekort, dan werd desnoods een toekijkend lid ingeschakeld, waarbij het geen bezwaar was dat deze in pak en op ‘knoopschoenen met lakpunten’ deelneemt (321). Spelers die een spelverbod van hun ouders hadden, namen onder pseudoniem alsnog deel, broers onder schuilnaam met volgnummer op leeftijd.
Gevraagd naar mogelijke verbeteringen antwoordt de coach van een bezoekend Engels team in 1897 veelbetekenend: ‘De voorhoede zou zich vooral moeten richten op een kundiger beheersing van de ‘passing game’: de half-backs schoppen de bal teveel in de lucht en passen hem niet gericht door naar de voorhoede, zodat de backs en half-backs van de tegenpartij de bal alleen maar hoeven terug te schoppen. En hij beveelt aan het hard en laag over de grond schieten, daar deze shots door den keeper het moeilijkst zijn te stoppen. Tot slot heeft hij geconstateerd dat de backs en half-backs zich veel werk zouden besparen wanneer zij elkaar meer hielpen. Kick and rush, kortom, en zelfs dat in een primitieve vorm.
Briefwisseling
Voetbal is zowel via de randstedelijke kostschoolroute als de Twentse textielroute tot ons gekomen. Uit welke route is nou de eerste Nederlandse voetbalwedstrijd voortgekomen? Luitzen en Zonneveld houden het op 7 maart 1886 toen een Rotterdamse derby tussen Concordia en Victoria is gespeeld (63, 99). ‘Van de wedstrijd bestaat geen verslag(je) in een krant of sportblad, want daar waren het de tijden nog niet voor.’
De ontmoeting blijkt alleen uit een briefwisseling van destijds, die in een archief is teruggevonden. Dit is inderdaad een paar maand eerder dan de hierboven genoemde eerste wedstrijd tussen EFC en PW. Maar je kunt er ook heel gemakkelijk anders tegen aankijken. Impliciet[7] gaan beide historici uit van een definitie van wedstrijd als een competitieve ontmoeting tussen formele clubs of voetbalverenigingen.
Woordenboeken en sites hanteren echter een wat minder formele en daarom wat ruimere omschrijving van het begrip voetbalwedstrijd. Encyclopedia Brittannica, Wikipedia, en Koenens woordenboek spreken van ‘ploegen’ of ‘teams’ die met elkaar de strijd aangaan (Van Dale gaf geen antwoord). Bij dit begrip is de ‘Openbare Uitvoering der Enschedesche Footballclub’ van 6 september 1885 de oudste bekende voetbalwedstrijd in ons land. Tot in Engeland werd er verslag gedaan. ‘Everybody was anxious to know what the football game was, and no less than 5000 spectators assembled on Sunday, September 6th, to witness the first public match between the first and second teams of Enschede’ (19-25).[8] Een publiekelijk aangekondigde pot voetbal tussen twee van tevoren samengestelde ploegen waarvan de kranten verslag doen, kennelijk was de tijd er toch rijp voor! Vooralsnog ligt de bakermat van het Nederlandse voetbal in Enschede.
Democratie
Vanuit mijn achtergrond dringen zich opmerkelijke parallellen op tussen voetbal en democratie in ons land. In het laatste kwart van de 19e eeuw beginnen zich ook formele politieke partijen te formeren, met Tweede Kamerfracties als gevolg: Anti-Revolutionaire Partij (1879), Liberale Unie (1885), Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (1894). De uitbreiding van het kiesrecht en de ‘sociale quaestie’ leiden tot verdere democratisering die omstreeks 1920 met het vrouwenkiesrecht een voorlopige voltooiing heeft gekregen. In dezelfde periode ontwikkelde het voetbal zich van een elitaire tot een volkssport. In deze specifieke ontwikkeling heeft de mobilisatie in verband met Wereldoorlog I en de Arbeidswet een grote rol gespeeld. Dienstplichtigen op de kazernes moest enig vermaak worden geboden, en voetbal bleek een actieve en gezonde oplossing.
De Arbeidswet 1919 bracht vervolgens de 8-urige werkdag en de 45-urige werkweek, en daarmee tijd voor ontwikkeling en ontspanning. Opnieuw bood voetbal een praktische uitkomst. Het aantal clubs nam nu snel toe. Het omslagpunt in deze democratisering vormde het seizoen 1923-24 toen Feyenoord (uit 1908) de tienvoudige kampioen, het chique HVV uit Den Haag (1883), afgetekend versloeg en Nederlands kampioen werd, een paar jaar later gevolgd door de Enschedese volksclub Sportclub Enschede (uit 1910).
Voetnoten
[1] Stine Jensen, Doe iets! Waar een crisis-gevoel heerst bloeit het pamfletboek. NRC-Handelsblad, 26 juni 2025
[2] Voor politieke democratie zie: Niek van Sas (2024) De wentelende eeuw. De geschiedenis van Nederland, 1795-1914. Amsterdam, m.n. 302.
[3] Jan Luitzen & Wim Zonneveld, m.m.v. H. Warnar (2025) Textielvoetbal. EFC Prinses Wilhelmina. De vlegeljaren 1885-1890. Emst.
[4] https://www.derkjordaan.com/de-oprichting-en-eerste-leerlingen-van-de-twentsche-industrie-en-handelsschool-1864/.
[5] https://www.efcpw.nl/wp-content/uploads/efcpw/2015/04/PW_Jubileumboek_1985.pdf.
[6] https://www.willem-ii.nl/artikel/het-shirt-van-willem-ii-door-de-jaren-heen.
[7] Ik heb althans geen expliciete uitleg, toelichting of verdediging van deze keuze kunnen vinden. Ook niet in hun eerdere publicaties of in Luitzens proefschrift
[8] Een kopie van dit verslag is te vinden in het Jubileumboek 1935, p. 21 (te vinden via Delpher). Enschede telde in die tijd ca. 20.000 inwoners
Geef een reactie