Waartoe is Nederland op aarde?’ is een bundel essays en interviews van een aantal gezaghebbende auteurs, zoals Gabriël van den Brink, Ad Verbrugge, Maarten Prak, Bas van Bavel en Steven de Waal. In hun bijdragen proberen zij de vraag te beantwoorden wat ‘het nationale eigene’ is.
Waartoe is Nederland op aarde? Het is een vraag die een van de meest fundamentele vraagstukken van dit moment raakt. En dat is het vraagstuk van globalisering van de economie, Europese integratie en de met beide processen samenhangende migratiebewegingen. De ontwikkelingen op deze drie kwesties leiden enerzijds tot een situatie waarin nationale grenzen en identiteiten steeds poreuzer worden, terwijl ze anderzijds ook tegenkrachten oproepen om die grenzen en identiteiten te versterken. Wie in de verwarrende wereld van vandaag sterk wil staan om adequaat op deze ontwikkelingen te reageren doet er goed aan te weten wie hijzelf is. Maar weten we dat nog wel? Het is deze prikkelende vraag die volgens Gabriël van den Brink, hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Amsterdam, centraal staat in het door hem geredigeerde boek Waartoe is Nederland op aarde?
Denkrichtingen
De bundel bevat elf essays die op basis van historische en actuele analyses de eigenschappen en het karakter van Nederland probeert te vangen. En op basis daarvan een aantal denkrichtingen voor de toekomst van Nederland probeert te schetsen. Daarbij wordt niet alleen naar de huidige gang van zaken in Nederland gekeken, maar ook hoe het verleden heeft doorgewerkt in hoe Nederland vandaag de dag is georganiseerd. Zo laat Maarten Prak, hoogleraar economische en sociale geschiedenis, door middel van een kernachtige beschouwing van het maatschappelijk model in de Gouden Eeuw zien dat het in beginsel goed mogelijk moet zijn om meer over te laten aan lokale overheden en burgers zelf.
‘Wie in de verwarrende wereld van vandaag sterk wil staan, doet er goed aan te weten wie hijzelf is’
Volgens Prak hebben lokale overheden, burgers en maatschappelijke organisaties in Nederlands altijd al een grote rol gehad. Deze rol is met de komst van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog evenwel in sterke mate teruggedrongen. Het wordt volgens hem nu weer tijd dat er een nieuwe balans wordt gevonden tussen nationale overheid enerzijds en lokale overheden en burgerinitiatieven anderzijds. Dat vraagt, zoals Maarten Prak het zegt, een zekere mate van uniformiteit op landelijk niveau en om maatwerk op lokaal niveau, waardoor plaatselijke verschillen onvermijdelijk zijn.
Reflecties
Naast de genoemde elf essays bevat de bundel negen korte interviews waarin negen deskundigen reflecteren op zaken als het Nederlands strafrecht, gezondheidszorg, diversiteit, ouderen, klimaat, cybersecurity en de verzorgingsstaat. Deze reflecties bevatten een aantal scherpe waarnemingen over het eigene van Nederland. Zoals Pearl Dykstra, hoogleraar empirische sociologie, die stelt dat in individualistische landen (Scandinavië en Nederland) ouderen het minst eenzaam zijn, terwijl in Zuid- en Oost-Europa, landen waar de familiebanden sterk zouden zijn, ouderen juist het eenzaamst zijn. Of Halleh Ghorashi, hoogleraar diversiteit en integratie, die stelt dat Nederlanders geloven dat in een democratie alles goed geregeld is, en daardoor haast nooit kritisch nadenken over de basale veronderstellingen van het democratisch systeem. En tot slot Monique Kremer, hoogleraar actief burgerschap, die constateert dat we de afgelopen decennia te veel in termen van efficiency naar de verzorgingsstaat zijn gaan kijken en stelt dat een stelsel dat je voortdurend aanspreekt op solidariteit ervoor zorgt dat je meer solidariteit opbrengt en ervaart. Volgens haar moet het verhaal anders worden verteld en het menselijk gezicht van de verzorgingsstaat weer worden getoond.
Polder als metafoor
In zo goed als alle bijdragen komt de historische relatie van Nederland met de zee en het water terug. Alsmede de mate waarin deze relatie de inwoners van het gebied hebben gevormd. Volgens Haroon Sheikh, bestuurskundige, filosoof en politicoloog, is Nederland als klein en onder de zeespiegel liggend land zeer kwetsbaar. Om die reden kan het naar binnen keren en ons isoleren volgens hem nooit het antwoord zijn. Daarom moeten we opnieuw over onze plaats in de wereld nadenken. Hoe kunnen we de dreigingen die ons tegemoet treden het hoofd bieden en onze kwaliteiten in een krachtige strategie omzetten?
In zijn boeiende bijdrage vertrekt hij vanuit een traditie van geopolitiek denken die in Nederland weinig aandacht krijgt. De aanpak laat zien in welke mate onze cultuur is verbonden met het landschap, en vooral met de manier waarop het landschap de Nederlander heeft gevormd. Het bijzondere aan zijn bijdrage is dat hij scherp onder woorden weet te brengen wat het Nederlandse landschap en de geografische ligging bijdraagt over hoe wij naar de wereld kijken. Als een van de weinige delta’s ligt Nederland niet aan een afgesloten zee, maar aan een open zee. Door de Noordzee opent Nederland zich naar de wereld. En vormt Nederland een geografische brug tussen het continent en de wereldzeeën. Nederlandse rivieren reiken vanuit de Noordzee tot diep in het Europees-Aziatische vasteland.
Mooi is het onderscheid dat Haroon Sheikh op basis van het werk van de rechtsfilosoof Carl Schmitt maakt tussen landmachten en zeemachten. In tegenstelling tot landmachten, zoals Rusland, die zich kenmerken door een sterke binding met een bepaald gebied, zijn zeemachten door hun ligging vooral ondernemend, individualistisch en kosmopolitisch van aard. Het zijn drie eigenschappen waarmee Nederland en de Nederlander zich volgens Sheikh onderscheid van andere landen.
Nationale eigenheid
In het afsluitende hoofdstuk ‘Waarde van een soepele identiteit’ gaan Gabriël van den Brink en Haroon Sheikh in op de bijdrage die Nederland aan de wereld kan leveren. Op basis van de verschillende bijdragen aan de bundel komen zij tot de conclusie dat de ‘nationale eigenheid’ van Nederland uit ten minste zes kwaliteiten bestaat.
- Ten eerste: vrijheid, openheid en beweeglijkheid. Door de ligging van Nederland heeft Nederland geleerd dat de zee niet alleen een bedreiging is, maar dat deze ons ook uitdaagt nieuwe zeeën en markten te verkennen. Hierdoor is Nederland sterk gericht op handel, zeevaart, vervoer en wereldwijde netwerken. Streven naar maximale bewegingsvrijheid is voor Nederlanders een wezenskenmerk. Hierdoor dringt maar langzaam door dat vrije marktwerking niet op alle terreinen werkt.
- Een tweede kwaliteit is volgens hen samenwerken op basis van gelijkwaardigheid. Dit is een kwaliteit die door de constante bedreiging van het water min of meer in het DNA van de Nederlander is ingesleten. Het constante overleg om Nederland droog en veilig te houden, vereiste samenwerking op grond van gelijkwaardigheid. Keerzijde is dat Nederlanders visionair leiderschap wantrouwen. Niemand mag boven het maaiveld uitsteken.
- Een derde kwaliteit is de nadruk die gelegd wordt op stoffelijkheid. Het aanleggen van de polder is een materiële aangelegenheid, het vergt oog voor de werking van sluizen, molens, water, weer en wind. Keerzijde is dat we in Nederland onvoldoende oog hebben voor het belang van de verbeelding.
- De behoefte aan veiligheid is een vierde kwaliteit. Zonder een degelijk stelsel van dijken, houdt Nederland het niet droog. Het organiseren van veiligheid is een kwaliteit waar we goed in zijn. De keerzijde is dat we angstvallig vasthouden aan regeltjes.
- Als vijfde kwaliteit noemen zij eerlijkheid. Op zee net zomin als in de polder kon de Nederlander terugvallen op hogere instanties. Je moet op elkaar kunnen vertrouwen. Nederlanders komen hun beloften graag na. De keerzijde van die eerlijkheid is dat we minder aandacht besteden aan de vraag hoe we de boodschap overbrengen.
- Tot slot, de zesde kwaliteit, is volgens Van den Brink en Sheikh de aandacht aan zorgzaamheid. De noodzaak van zelfredzaamheid maakt dat we in eigen kring goed voor elkaar zorgen. Minder verbonden voelen we ons evenwel met degenen buiten de eigen kring. Daardoor blijven scheidslijnen soms hardnekkig in stand.
Historisch besef
Wat kunnen we van dit alles nu leren? De belangrijkste les die we uit de bundel kunnen trekken is denk ik dat de polder, en de eisen die de polder aan de inwoners daarvan stelt, een bepaald slag mensen genereert. Nederlanders zijn in de kern mensen die kwaliteiten als vrijheid, gelijkheid, stoffelijkheid, veiligheid, eerlijkheid en zorgzaamheid als een soort cultureel erfgoed met zich meedragen. Meer historisch besef over waar Nederland en de Nederlander vandaan komt zou, zo is de impliciete boodschap van de bundel, wel eens het antwoord kunnen zijn op een aantal van de meest prangende problemen van deze tijd. Ook de vraagstukken die samenhangen met globalisering van de economie, Europese integratie en daarmee samenhangende immigratiebewegingen.
In dat verband heeft mij vooral het zeer boeiende interview met hoogleraar economische en sociale geschiedenis Bas van Bavel getroffen. Op basis van historisch onderzoek komt Van Bavel tot de conclusie dat de samenleving sinds de Gouden Eeuw in feite is gebaseerd op de kapitaalmarkt. Het is de plek waar het meeste kan worden verdiend. Daardoor hebben degenen die op de kapitaalmarkt actief zijn het eigenlijk voor het zeggen. Die markt is dominant geworden. En bestaan er wel markten voor dagelijkse goederen en diensten, maar niet voor grond, kapitaal en arbeid. Zowel gewone burgers, overheden en bedrijven moeten zich daar naar voegen.
Volgens Van Bavel zijn veel mensen die zich ondernemer noemen helemaal geen ondernemer die grond, kapitaal en arbeid alloceren. Het zijn veeleer renteniers die zoveel mogelijk uit hun financiële investering of deelneming willen halen. Dat heeft volgens hem weinig met ondernemerschap te maken. De angel is vooral de vermogensongelijkheid, veroorzaakt door de dominantie van de kapitaalmarkt. ‘Als je die eruit kunt halen, dan geeft dat ongetwijfeld conflict, maar dan zal dat de economie en de maatschappij uiteindelijk ten goede komen’.
Gabriël van den Brink (red.)‘Waartoe is Nederland op aarde?’, Boom, 2018, 350 pagina’s.
Geef een reactie