Platform Overheid gaat op zoek naar de waarde van het programma Startup in Residence (SiR). Vandaag het tweede artikel: hoe kijken wetenschappers naar SiR?
Aangezien SiR pas enkele jaren loopt, bestrijkt het wetenschappelijk onderzoek nog geen decennia. Wel is onder meer onderzoek gedaan naar publieke innovatie, waar SiR deel van uitmaakt.
In een serie artikelen gaat platform Overheid op zoek naar de waarde van het programma Startup in Residence (SiR). In het kader van dit programma nodigen diverse overheden startups uit om innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor maatschappelijke uitdagingen, die voortkomen uit landelijke, provinciale en regionale ambities. Lees hier het eerste artikel in deze reeks. Bekijk hier ook de MOOC over dit onderwerp, ontwikkeld in samenwerking met het ministerie van BZK.
Hoogleraar Publieke innovatie Albert Meijer (Universiteit Utrecht) onderscheidt drie historische periodes. Het eerste liep tot de jaren tachtig en kende twee sporen. Ten eerste de publieke innovatie voor heel specifieke taken. Denk aan de krijgsmacht, ruimtevaart en waterwerken. Voor die belangrijke vernieuwingen was een sterke rol voor de overheid weggelegd. Ten tweede verliep innovatie via verkiezingen. Nieuwe ideeën kwamen uit de koker van politieke partijen die deze al dan niet konden uitvoeren. ‘Vanaf de jaren tachtig treedt een verandering in, een tweede periode. Professionals uit het publieke domein krijgen dan een grotere rol. De grotere nadruk op efficiency en klanttevredenheid geeft de publieke sector een drijfveer om meer te innoveren. Er komt een performance benchmark bijvoorbeeld, gemeenten gaan ook concurreren. De eenentwintigste eeuw is het derde tijdvak. Er ontstaat een nieuwe public governance waarbij bedrijfsleven en overheid meer samenwerken.’
Model
Meijer ontwikkelde een model1 waarmee overheidsorganisaties hun innovatiekracht kunnen inschatten. Geen benchmark, waarmee je bijvoorbeeld allerlei gemeentes kan vergelijken, maar een soort ‘persoonlijkheidstest’. Hij onderscheidt vijf dimensies van innovatiekracht bij overheidsorganisaties: mobiliseren, experimenteren, institutionaliseren, balanceren en coördineren. ‘Je wilt eerst nieuwe ideeën vinden, waarna je gaat experimenteren. Vervolgens kijk je wat goed werkt en welk idee je behoudt voor de organisatie. Dan maak je op basis van publieke waarden een balans op: in hoeverre is de innovatie ook ethisch wenselijk voor de samenleving? En tenslotte moet er coördinatie zijn voor de financiering van de innovatie en voor de cultuur waarin die toepassing ook een succes kan worden binnen de organisatie.’
Met het model kunnen overheidsorganisaties kijken hoe sterk elk onderdeel van innovatie ontwikkeld is. Hoewel Meijer niet specifiek startups onder de loep nam, denkt hij dat zij vooral in de eerste twee dimensies van betekenis zijn, het mobiliseren en experimenteren.
Dimensie
Het woord ‘dimensie’ heeft Meijer niet toevallig gekozen. Hij wil de term ‘fase’ vermijden: ‘Je ziet vaak leuke experimenten die eindigen. Op basis van bestaand onderzoek kwamen we tot het inzicht dat je op tijd moet nadenken over verdere inbedding van innovatie in organisaties. Die dimensie moet al in gedachten zijn voordat je eraan toe bent, daarom heb ik het geen fase genoemd. Als je wilt dat een experiment echt landt binnen een organisatie, het institutionaliseren, dan moet je daar al veel vroeger over nadenken. Vaak zijn experimenten leuk maar landen ze niet in de praktijk.’
Dat probleem ziet ook Willem van Winden (Hogeschool van Amsterdam), die wetenschappelijk onderzoek2 deed naar het SiR-programma bij de gemeente Amsterdam: ‘Veel startups bedenken iets maar er komt weinig van terecht. De implementatie is een probleem. De projecten zijn kleinschalig en het lukt vaak niet om het in te bedden en op te schalen in de gemeentelijke organisatie.’
Markt
Het wordt dus problematisch bij, uitgaande van het model van Albert Meijer, de dimensie ‘institutionaliseren’. Toch hoeven innovaties van startups daar niet te eindigen, zegt Van Winden: ‘Om als jong bedrijf op te starten, moet je een grote markt hebben. Dan kan je niet alleen voor een gemeente werken. Startups willen ook aan anderen verkopen maar die gemeente wil tailormade oplossingen. De mentoren in het SiR-programma zeggen tegen startups dat ze hun product moeten kunnen opschalen. Maar een gemeentelijke dienst wil de innovatie juist zo specifiek mogelijk kunnen toepassen. En de startups worden door allebei gecoacht. Een oplossing kan zijn dat niet alleen Amsterdam challenges uitzet maar steden dat gezamenlijk doen. Dan hebben startups meteen een grotere markt.’
Van Winden nam twee jaargangen van het Amsterdamse SiR-programma onder de loep. Hij interviewde mensen bij startups, programmamanagers van de gemeente en mentoren. Momenteel is hij bezig met een nieuw artikel over een Amsterdams SiR-programma, dat toegespitst is op duurzaamheid en stedelijke ontwikkeling. Die keuze voor één thema van het programma is interessant, zegt Van Winden: ‘Duurzaamheid kent zo veel vragen en oplossingen. Dat maakt het al lastig. Startup in Residence is een arena waarin je dat gesprek voert met heel veel mensen. Al die vragen gaat het programma niet oplossen maar het zorgt wel voor een platform. In zo’n community met meerdere projecten kom je verder.’
Evenwicht
Van Winden prijst Amsterdam voor het lerend vermogen en de grondige evaluaties. Waar het eerste programma in 2016 vooral uitdraaide op business development voor startups, lag in de andere editie de nadruk meer op stedelijke vernieuwing. ‘Door de focus op duurzaamheid let je meer op effecten in de stad, dan zie je meer resultaten komen. Sommige mentoren vroegen veel aandacht voor business development en hadden minder oog voor het publieke belang. Daar hebben ze meer evenwicht in gebracht.’
Toch plaatst Van Winden een kleine kanttekening bij de verwachtingen die overheidsorganisaties koesteren van startups. Ze blijven te klein om de wereld te veranderen, ook al kunnen ze bij grote vraagstukken wel een rol spelen: ‘Neem het onderhoud aan de oude kades in Amsterdam. Dat is een te grote uitdaging voor enkel startups. Maar je zou hun innovaties kunnen inbedden in een bredere groep van bedrijven. Dan kan een startup goed helpen bij grote uitdagingen, als die deel uitmaakt van een consortium.’
Voetnoten
- Albert Meijer (2018): Public Innovation Capacity: Developing and Testing a Self-Assessment Survey Instrument, International Journal of Public Administration. Download hier het artikel: https://doi.org/10.1080/01900692.2018.1498102
- van Winden, W., & de Carvalho, L. (2018). Can startups solve urban problems? An analysis of Amsterdam’s “Startup in Residence” programme. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. Download hier de publieksversie van het artikel: https://pure.hva.nl/ws/files/4449721/can_startups_solve_urban_problems.pdf?_ga=2.92958173.1903725592.1589791587-71764401.1588686954
Geef een reactie