Mensen die willen begrijpen wat zich momenteel in onze economie afspeelt doen er goed aan om het boek De winnaarseconomie van Koen De Leus te gaan lezen. Niet alleen beschrijft De Leus hoe de economie door technologische ontwikkelingen radicaal aan het veranderen is, ook brengt hij de winnaars en verliezers van de digitale revolutie goed in beeld.
Voor het boek sprak hij onder meer tientallen topondernemers en beleidsmakers in binnen- en buitenland. Elk van de vijf hoofdstuk- ken wordt afgesloten met een spraakmakend interview. Zoals met Hal Varian (hoofdeconoom van Google), Alexander de Croo (de Belgische minister van de Digitale Agenda) en Marianne Thyssen (Euro-commissaris voor Werk, Sociale Zaken en Arbeidsmarkt).
Prangende vragen
In De winnaarseconomie gaat De Leus uitgebreid in op een paar prangende vragen. Zoals op welke wijze en welke mate gaan kunstmatige intelligentie en robotisering de economie aanjagen en onze welvaart vergroten? Gaat de omvang van de middenklasse, die al decennia onder druk staat, door de toenemen de automatisering en digitalisering nog verder achteruit? Neemt de ongelijkheid en de baanpolarisatie verder toe? En welke maatschappelijke keuzen moeten we maken om dat tegen te gaan? Hoe zorgen we met andere woorden voor meer welzijn voor velen en niet alleen voor een winnaarseconomie waarbij door netwerkeffecten van digitale technologiebedrijven telkens één heel dominante speler voor enorme winsten kan zorgen?
‘Digitaal is een nutsvoorziening die onmisbaar en alomtegenwoordig is’
Al meteen aan het begin van het boek zet De Leus de zaak op scherp door met dertig digitale wetten te komen die hij in zijn boek behandelt. Een van de meest aansprekende wetten om te begrijpen wat er gaande is, vind ik wet 4. Daarin zegt De Leus dat digitaal is als water en elektriciteit. Het is een nutsvoorziening die onmisbaar en alomtegenwoordig is. Op diverse plaatsen in het boek gaat hij nader in op deze wet. Centraal staat de gedachte dat de digitalisering, net zoals water en elektriciteit in voorgaande eeuwen, heeft geleid tot nieuwe producten en nieuwe diensten die de economie en de samenleving ingrijpend hebben doen veranderen.
De digitale technologie heeft zich de afgelopen decennia volgens De Leus ontwikkeld tot een general purpose technology. Een technologie die tot fundamentele wijzigingen van het productieproces en de productie-infrastructuur van industrieën en organisaties heeft geleid. Het is een technologie die overal aanwezig is en nagenoeg alles verandert. De digitalisering heeft gewijzigd wat we produceren, hoe we produceren, hoe we de productie organiseren, waar zich de locaties van de productieactiviteiten bevinden, wat de benodigde infrastructuur daarvoor is en zal ook leiden tot de aanpassing van wetten en tal van regels. Het is een technologie die gaandeweg verbetert en als basis dient voor tal van innovaties. Elke week is er wel weer sprake van nieuwe doorbraken en komen er verbazingwekkend nieuwe producten en diensten op de markt. Het maakt ons over het geheel genomen welvarender. We krijgen nieuwe en betere goederen en diensten, meer opties voor communicatie, en het legt de basis voor beter onderwijs en betere zorg. De digitale revolutie heeft volgens De Leus de basis van de samenleving fundamenteel veranderd en daarmee ook de richting waarin de samenleving zich verder zal gaan ontwikkelen.
Digitale vaardigheden
De Leus maakt zeer scherp duidelijk wat voor allesomvattende invloed de digitale technologie op de samenleving heeft. Een van de belangrijkste gevolgen is wel de verandering in vaardigheden die nodig zijn in een samenleving die volledig is gedigitaliseerd. En daarmee zitten we meteen op het terrein van het onderwijs. Op het moment dat de gehele samenleving door de digitale technologie doordrenkt raakt, en we zijn met de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie langzaam op dat punt aangekomen, raakt het volgens De Leus ook de fundamenten van het onderwijs. Volgens de door De Leus geciteerde Sugata Mitra, onderwijsonderzoeker aan de Universiteit van NewCastle, zijn scholen echter nog steeds gebaseerd op het victoriaanse tijdperk. De scholen moesten vanaf het victoriaanse tijdperk vooral mensen opleiden die deel konden uitmaken van een bureaucratische machine. Zij moesten drie dingen heel goed kunnen: duidelijk schrijven (data werden met de hand geschreven), lezen en hoofdrekenen. De huidige scholen zijn voor een belangrijk deel nog steeds op deze drie taken gericht. De samenleving is evenwel fundamenteel veranderd. Zo worden meer en meer bureaucratische en repetitieve taken uit- gevoerd door computers. Door de komst van computers is een duidelijk handschrift evenwel niet meer nodig. Ook hoofdrekenen is geen vereiste meer. Andere vaardigheden zijn belangrijker geworden.
Samenwerken
Volgens De Leus gaat het in de digitale 21e eeuw niet alleen om een technische vaardigheid die nodig is, zoals de vaardigheid om te kunnen programmeren. Meer nog gaat het om een geheel ander soort vaardigheden die in de toekomstige arbeidsmarkt nodig zijn. De moderne 21e eeuwse arbeidsmarkt vergt volgens De Leus door de voortdurende veranderende omgeving vooral creativiteit, teamwork, communicatievaardigheden, probleemoplossend werken en kritisch denken. De Leus haalt onder meer onder zoek van het Amerikaanse Institute for Work & Healh aan.
‘De moderne 21e eeuwse arbeidsmarkt vergt communicatievaardigheden, probleemoplossend werken en kritisch denken’
Dit instituut deed onderzoek naar de tien vaardigheden die jongeren nodig hebben om het te maken op de toekomstige arbeidsmarkt. Volgens dit onderzoek zijn onder meer belangrijk: kritisch denken, innovatief denken en rekenkundig denken. Dit laatste vooral om de grote hoeveelheid data te kunnen analyseren. Vervolgens zijn ook emotionele en sociale intelligentie belangrijk, mediageletterdheid en openheid voor andere culturen. Tot slot zijn multi-disciplinaire vaardigheden, een designmindset, het kunnen omgaan met enorme hoeveelheid data en prikkels (metacognitie) en tijd- en plaatsonafhankelijk samenwerken in virtuele omgevingen heel essentieel.
Onderwijsniveau laaggeschoolden
De verwachting is dat ook in Nederland honderdduizenden banen door de digitalisering zullen worden geraakt. De grootste vraag naar nieuwe banen zal volgens onderzoek vooral zitten in data-analisten om nieuwe inzichten te generen uit de grote hoeveelheden data die worden gegeneerd. Op de tweede plaats zal er sprake zijn van een toenemende vraag naar gespecialiseerde vertegenwoordigers. Zij zullen de nieuwe technologie in producten en diensten moeten gaan uitleggen aan klanten. Volgens door De Leus aangehaald onderzoek van Cedefop (het European Centre for the Development of Vocational Training) zal een kwart van de nieuwe banen in de komende tien jaar te vinden zijn bij professionals. Het betreft vooral banen voor hoogopgeleiden op het gebied van wetenschappen, ingenieur, gezondheidszorg, handel en opleiding.
Nog eens 10 procent van de nieuwe banen gaat naar managers. Diensten en verkopers staan samen met technische en aanverwante beroepen in voor 30 procent. De kans naar eenvoudige banen zonder beroepsvereisten is slechts 13 procent. De vraag naar banen met middelbare vaardigheden wordt uitgehold.
Domeinoverstijgend en intersectoraal
De grootste opgave in de komende jaren zal daarom zijn om werkenden en werkzoekenden die het minst over de voor de 21e eeuw noodzakelijke vaardigheden beschikken mee te nemen in deze ontwikkeling. Willen zij in de samenleving nog mee kunnen komen dan zullen zij hun opleidingsniveau en vaardigheden aan de hedendaagse eisen moeten gaan aanpassen. Doen we dit niet, aldus De Leus, dan bestaat er een grote kans dat de reeds bestaande vaardigheidsverschillen verder worden vergroot. En daarmee ook de ongelijkheid en de polarisatie. De aandacht van overheden en sociale partners zal zich daarmee in toenemende mate moeten gaan richten op een Leven Lang Leren en het garanderen van een minimale Digitale Geletterdheid voor iedereen, zo stelt De Leus. De aandacht zal zich door middel van domeinoverstijgende en intersectorale om-, her- en bijscholing niet alleen moeten richten op de sectoren waar banen door de digitalisering en robotisering getroffen dreigen te worden, maar ook op de grote groep werklozen die voor re-integratie en participatie in aanmerking komt. Wordt de aandacht niet verlegd naar deze laatste groep, dan dreigt de kloof in vaardigheden alleen maar groter te worden en daarmee ook de baanpolarisatie en de kloof in inkomen. Aldus De Leus.
Het tweede machinetijdperk
Na de economische omwenteling kan dus eigenlijk ook een revolutie op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt niet meer achterblijven. Met De winnaarseconomie maakt De Leus heel scherp inzichtelijk wat de uitdagingen en kansen zijn van de digitale economie. De op de ouderwetse economie gebaseerde onderwijs en arbeidsmarkt kan daarbij niet meer achterblijven. Met de doorbraak van kunstmatige intelligentie staan we aan de vooravond van een vierde industriële revolutie. Al in 2014 leverden de MIT-wetenschappers Erik Brynjolfsson en Andrew McAfee met hun boek ‘Het tweede machinetijdperk’ een stevig kader voor het denken daarover. Met hun onderzoek naar de technologische toekomst van de economie achterhaalden zij drie dominante eigenschappen van de omwenteling die zich aan het voltrekken is.
De omwenteling is zowel digitaal, combinatorisch als exponentieel. Het boek van Brynjolfsson en McAfee blijkt voor De Leus een belangrijke inspiratiebron te zijn geweest. In feite bouwt hij voort op de door hen achterhaalde eigenschappen. Dat doet hij gedegen en met verstand van zaken. Daarmee is De winnaarseconomie verplichte kost, zeker voor degenen die werkzaam zijn binnen de domeinen economie, onderwijs, arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Voor hen zal er veel veranderen.
Koen De Leus, De winnaarseconomie. Uitdagingen en kansen van de digitale revolutie’, Lannoo, 320 pagina’s, 2017
Geef een reactie