De Watersnoodramp veranderde Zeeland voorgoed. Corine Nijenhuis schreef met Een nieuwe tijd. Zeeland na de ramp een boek over de jaren na de catastrofale gebeurtenis. Lex Cachet bespreekt het werk op platform O.
De februariramp van ’53 heeft dit jaar – 70 jaar later – veel aandacht gekregen. Terecht. Het is immers verreweg de grootste ramp die ons land in vredestijd heeft getroffen, in de afgelopen decennia. Covid-19 daargelaten. Veel boeken hebben nog eens voorzichtig herhaald wat Rosenthal en Slager[1] eerder al lieten zien: het bestuurlijk falen en de maatschappelijke impact voor, tijdens en direct na de ramp.
Zeeland na de ramp
Het boek dat Corine Nijenhuis, na de nodige aarzelingen (p.17) uiteindelijk toch over ’53 schreef[2], heeft een wat andere invalshoek: Zeeland in de decennia na de ramp.
Wat ze vooral wil laten zien is hoe lang en ingrijpend de ramp doorwerkt in de Zeeuwse samenleving en, niet te vergeten, de natuur. Dat is een interessante invalshoek omdat in de crisisliteratuur steeds meer aandacht wordt geschonken aan de nafase van rampen en crises. Vaak, maar niet altijd helemaal terecht, aangeduid als ‘de ramp na de ramp’. Meer en meer zijn we gaan beseffen hoe groot juist de langere termijn impact van rampen – Bijlmerramp, Enschede en Volendam, MH17, Covid-19 – vaak is.
‘Kleine, hechte gemeenschappen werden van de kaart geveegd’
Nijenhuis laat dat niet alleen zien voor de direct getroffen overlevenden. Dat dat voor hen zo is, spreekt immers min of meer vanzelf. Wat ze vooral ook laat zien, is hoe lang en vaak heftig de ramp doorwerkt in veel aspecten van het bredere maatschappelijk leven. Bijvoorbeeld in de ruimtelijke (her)ordening na de ramp, die aan de herbouw voorafging. Kleine, hechte, gemeenschappen werden – letterlijk – van de kaart geveegd. Bewoners werden gedwongen de gehuchten waar ze gewoond hadden definitief te verlaten en zich in de (nieuwe en grotere) dorpen te vestigen. De geschiedenis van het Zeeuwse Capelle (p.107 ev.) is er een voorbeeld van. En er is natuurlijk ook de heel lang doorwerkende aantasting van de bodem en het landschap, als gevolg van het zeewater.
Negatieve gevolgen van snelle besluitvorming
Maar wat Nijenhuis vooral ook laat zien is dat snelle en doortastende besluitvorming – wie roept daar vandaag de dag niet om? – naast bedoelde positieve effecten ook onbedoelde, negatieve, effecten kan hebben. In het Zeeland van ‘na de ramp’ is dat heel goed zichtbaar geworden in de vorm van de langere termijn milieueffecten van al die dammen, sluizen en keringen van het Deltaplan.
‘Nijenhuis doet qua stijl denken aan Geert Mak’
De negatieve milieueffecten zijn indertijd maar ten dele voorzien. Voor zover ze wel te voorzien waren – einde aan de getijdewerking, zoet in plaats van zout water in de afgesloten zeearmen – zijn ze op de koop toegenomen. In de, heel goed te begrijpen, prioriteitstelling van die tijd – veiligheid boven alles – zijn die effecten als onvermijdelijk geaccepteerd. Maar geleidelijk zijn die prioriteiten verschoven ten gunste van het milieu. Dat wordt al zichtbaar in de jaren zeventig bij de heftige strijd over de manier waarop de Oosterschelde afgesloten moest worden.
Voor het eerst kregen toen, binnen het Deltaplan, milieuoverwegingen – het behoud van een uniek zoutwatergebied met voldoende getijdewerking – even veel of misschien wel meer gewicht dan ‘alleen maar’ de bescherming tegen de zee. Sinds die tijd is er steeds meer aandacht gekomen voor de (dreigende) teloorgang van bijzondere marine milieus in de Zeeuwse zeearmen. Nijenhuis besteedt veel aandacht aan de gevolgen van dat veranderende denken voor het beleid.
Zeeuwse waterscheiding
Nijenhuis kijkt niet alleen maar vooruit. Ze laat, vaak aan de hand van historische schetsen, zien wat er door en na de ramp aan Zeeuwse historie en erfgoed verloren is gegaan. Hoe de ramp en het Deltaplan snel en drastisch een eind maakten aan grote delen van de Zeeuwse historie. Wat dat betreft is de februariramp een waterscheiding in de Zeeuwse geschiedenis: voor en na de ramp. En dus is er alle reden om de herinnering aan dat verleden te borgen voor volgende generaties (p. 232).
‘De Februariramp heeft voor Zeeland zeker ook nieuwe kansen gecreëerd’
Nijenhuis vertelt haar verhalen vaak mede aan de hand van de geschiedenis van haar varende woonhuis; een Klipper uit 1901 waarmee ze door de Zeeuwse wateren vaart. Maar ze laat in veel hoofdstukken vooral ook anderen aan het woord. ‘Het geloof van mevrouw Okker’ (p. 78 ev.) is bijvoorbeeld een hoofdstuk waarin aan de hand van veel citaten uit artikelen en preken wordt geschetst hoe de ramp door (ultra)orthodoxe gelovigen werd gezien als God’s straf voor de menselijke zonden. In ‘Het zwijgen van de mosselvisser’ (p. 215 ev.) wordt Bart Schot, 73, geïnterviewd door zijn 7-jarige kleindochter. Zwijgzaam over de ramp, als veel andere Zeeuwen, doorbreekt hij in dat gesprek voor het eerst toch het stilzwijgen over zijn traumatische ervaringen, als zeventienjarige, tijdens de ramp.
Literaire non-fictie
In het persoonlijke het meer algemene herkennen en illustreren. Dat is de kracht van dit boek. Het resultaat is literair geschreven non-fictie, waarin veel uiteenlopende aspecten van de ramp en de Zeeuwse ontwikkeling sinds de ramp aan de orde komen. Boeiend en informatief tegelijk. Het deed mij, qua stijl, een beetje aan het werk van Geert Mak denken. Maar dan op z’n Zeeuws.
Niet elke verandering in Zeeland is natuurlijk exclusief het gevolg van de ramp. De Oosterscheldewerken maakten een eind aan het werk van ‘De scheepssloper van Viane’ (p.153 ev.). Maar als dat niet gebeurd was, zouden Arbo en milieuregels daar wel voor gezorgd hebben. Rijkswaterstaat bleef, na de sluiting van de sloperij, in 1993 immers met een forse onbetaalde rekening zitten voor de sanering van 10 hectare ernstig vervuilde slikken (p.197). Zeeland na de ramp is het resultaat van ramp-gerelateerde veranderingen – zoals de dammen die een einde maakten aan het relatieve isolement van de eilanden – en meer algemene maatschappelijke ontwikkelingen als ontzuiling, economische groei, bestuurlijke schaalvergroting, individualisering, die zich in heel Nederland hebben voorgedaan. De Februariramp heeft, voor Zeeland, zeker ook nieuwe kansen gecreëerd. Bijvoorbeeld voor visverwerkende bedrijven als Schot (p. 215 ev.). Maar ook voor grondverzet en aannemerij. En, last but not least, grote kansen voor recreatieve bedrijven (p. 143/4).
Een nieuwe tijd zal veel lezers boeien. Natuurlijk in de eerste plaats die lezers die interesse hebben voor de Februariramp en de gevolgen ervan. Maar ook historici die in het boek een paar interessante biografieën vinden van Zeeuwen, die op de één of andere manier door de ramp en de naweeën van de ramp zijn getroffen. En, niet in de laatste plaats, ook bestuurs- en beleidswetenschappers. Zeeland na de ramp blijkt immers een prachtig voorbeeld van zowel beleidssucces als beleids-falen. Leerzaam. Zeker nu te pas en te onpas om ‘Deltaplannen’ op de meest uiteenlopende terreinen wordt geroepen.
Bibliografie
[1] Uri Rosenthal, Rampen, rellen en gijzelingen. 1984. Kees Slager, De ramp.1992.
[2] Corine Nijenhuis, Een nieuwe tijd. Zeeland na de ramp. Alfabet uitgevers: 2023. 288 blz.
Geef een reactie