Het ambt van burgemeester en de functie van wethouder blijken uit recente cijfers steeds minder aantrekkelijk te zijn. Hoe dat komt? Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen, zoals persoonlijke veiligheidsrisico’s, het gure politieke klimaat en het gebrek aan erkenning en loyaliteit vanuit de gemeenteraad en ambtelijke ondersteuning. Maar de aarzeling om te solliciteren komt misschien ook wel voort uit de constatering dat vele lokale problemen eigenlijk alleen maar kunnen worden opgelost door de nationale overheid.
Dat frustreert en belemmert het effectief functioneren van het lokaal bestuur aanmerkelijk. In de onlangs verschenen lustrumbundel 20 verhalen uit het openbaar bestuur; 20 jaar Necker van onderzoek- en adviesbureau Necker wemelt het van de voorbeelden en uitspraken van (oud-)burgemeesters, wethouders, griffiers en gemeentesecretarissen die ondervinden hoe complex het is om in de praktijk inhoud te geven aan de eigen ambities binnen de bestaande regels en gezagsverhoudingen. Ondanks hun positieve en professionele grondhouding, enthousiasme en bereidheid om grenzen op te zoeken.
Verantwoordelijkheden afschuiven
‘De oorzaak van het tekortschietend oplossend vermogen van de overheid is niet zozeer gebrek aan kennis; we hebben nog nooit zoveel geweten als in deze tijd. Het probleem is dat voor effectieve aanpak van de urgente problemen die inmiddels een crisis veroorzaken, geen toereikend draagvlak is bij (de vertegenwoordigers van) de bevolking. Niet door gebrek aan kennis, maar door onwil en politiek onvermogen wordt aan irreversibele dreigingen (verontreiniging bodem, water en lucht, klimaatopwarming, uitroeiing van ecologische soorten etcetera.) geen halt toegeroepen.’ Dat alles is, aldus Herman Sietsma, voormalig algemeen directeur en provinciesecretaris van Utrecht en geassocieerd partner van Necker, mede te wijten aan wat hij noemt de pendule-democratie.
De politiek blijkt immers meesterlijk in het afschuiven van verantwoordelijkheid en beroept zich op haar ‘moreel-lege’ positie en haar juridisch beperkte mogelijkheden. Het moeten doorverwijzen naar en het beroep moeten doen op andere bestuurslagen blijken niet de meest vreugdevolle activiteiten van de lokale bestuurders te zijn. Ze zijn vaak ook niet erg effectief, vooral ook omdat de persoonlijke benadering per definitie niet van toepassing kan zijn.
Stroperig en centralistisch
Burgemeester Erica van Lente van de gemeente Midden-Groningen verzucht enigszins machteloos dat de schadeafhandeling van de aardbevingsproblematiek nogal stroperig en centralistisch verliep. ‘In de bijna twee jaar dat ik burgemeester van Bedum was, ben ik bij tientallen mensen thuis geweest. Ik kon hun situatie helaas niet oplossen, maar ik kon wel naar ze luisteren en een enkele keer kon ik inhoudelijk iets betekenen in hun schadegeval. Steeds hield ik echter het gevoel dat ik tekortschoot.’
Ook andere bestuurders die in de bundel aan het woord komen, schetsen een beeld van relatieve onmacht, waardoor een imago ontstaat van weliswaar welwillende bestuurders met een luisterend oor, maar met weinig (overtuigings)macht en dito oplossend vermogen. Dat beeld doet het functioneren van het lokaal bestuur natuurlijk geen goed. Daarbij komt dat zelfs op het gebied van integriteit en openbare orde – twee terreinen waarvoor een burgemeester toch primair verantwoordelijkheid draagt – een aanpak zonder justitie, politie, rijksrecherche en andere publieke instanties bijna niet mogelijk is.
Beperkte slagkracht
Die afhankelijkheid – door Eerste Kamerlid Hendrik-Jan Talsma (ChristenUnie) geschetst als de gespannen relatie tussen ‘de regie van de ambtsketen’ en ‘het gezag van de toga’ waar het gaat om integriteitsschending – beperkt de slagkracht van het gemeentebestuur op een zo cruciaal terrein. Een gebied waar juist veel (om) te doen is en waarop het lokale instrumentarium onvoldoende is toegerust. Een redelijk onmogelijke positie en situatie die maar mondjesmaat kan worden ingevuld door flexibel om te gaan met procedures, tradities en verhoudingen en/of door het persoonlijk gezag te laten gelden.
Het voortdurend zoeken naar de toegevoegde waarde van lokaal bestuurders (en ambtenaren) wordt door burgemeester Petra Dassen (Kerkrade), ooit door het blad Binnenlands Bestuur uitgeroepen tot beste bestuurder van Nederland, omschreven als volgt: ‘In hoe je vanuit je onafhankelijke positie dynamiek kunt bevorderen waarbij de nadruk ligt op bestuurlijke focus en gezamenlijkheid. Kritiek mag er zijn, macht en tegenmacht heb je beslist nodig, maar mijn inzet is erop gericht dat je als bestuur doet waarvoor je bent aangesteld: besluiten nemen die goed doordacht zijn en die het belang van de gemeenschap dienen (…). Ik hoop iemand te zijn die naast de mensen staat, hun trots aanvoelt en die dit op een authentieke wijze kan aanwakkeren en uitdragen.’
Dat persoonlijke commitment van haar komt behoorlijk overeen met de opvattingen van de andere geïnterviewden in de bundel. Bestuurlijke vernieuwing en vooral verandering lijken op korte termijn echt nodig om verdere afkalving van het lokale bestuur te voorkomen. Aan de (huidige) bestuurders en ambtenaren zal het niet liggen.
20 verhalen uit het openbaar bestuur; 20 jaar Necker. Necker, Utrecht 2024.
Bas Eenhoorn
Voormalig burgemeester en adviseur in het openbaar bestuur zegt
Het is – zoals steeds- een goede recensie van Robbert Coops. Maar de verhalen uit het openbaar bestuur gaan voorbij aan de in veel gemeenteraden verziekte verhoudingen. Ik waag me in deze reactie niet aan een analyse van de oorzaak daarvan. Maar duidelijk is dat de effectiviteit van het openbaar bestuur daardoor in toenemende mate wordt gefnuikt. De kwetsbaarheid van burgemeesters en wethouders, en de moeite, die zij ondervinden om goed te besturen in relatie tot in ieder geval de fragmentatie en de polarisatie binnen Raden ( en ook de Provinciale Staten) vraagt urgent om een stevige aanpak. Een taak voor het departement van Binnenlandse Zaken, zonder twijfel.
wim smit zegt
De positie van de gemeente is niet echt beter geworden door hun belabberde financiele positie, verhogen van de woz maakt geen lokale vrienden.
Omdat er financieel bijna niets kan ontbreekt in de raad de vaardigheid en de noodzaak om zelf keuzes maken en dus ook compromissen sluiten.
Mag ik dat veralgemeniseren met de opmerking dat beleid zich niet meer uitstrekt tot en met de uitvoering? De noodzaak om concreet te worden ontbreekt.