Voor de steeds groter en diverser wordende groepen immigranten die naar Nederland komen is de gemeente de plaats van aankomst. Gemeenten staan voor de taak om de grote verscheidenheid aan nieuwkomers wegwijs te maken, maar huidig beleid houdt nog te weinig rekening met de grote verscheidenheid, die het samenleven ingewikkelder maakt. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) pleit voor ontvangst- en inburgeringsvoorzieningen voor alle migranten om onvrede en ongemak over het samenleven te verminderen.
Nederland is een migratiesamenleving. Vanaf 2010 arriveerden er jaarlijks meer dan 150.000 migranten in ons land en vanaf 2015 meer dan 200.000. Anders dan vroeger komen zij niet uit een beperkt aantal landen, zoals Marokko en Turkije, maar uit velerlei landen. De nieuwkomers verschillen onderling ook in sociaal-economische positie en motief om zich in Nederland te vestigen. Zo zijn er laagopgeleide arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, hoogopgeleide kennismigranten uit alle windrichtingen en asielzoekers die burgeroorlog en onderdrukking ontvluchten. Steeds meer immigranten verblijven bovendien slechts tijdelijk in Nederland. Migratie wordt daarmee ‘vlottender’.
‘Huidige voorzieningen zijn te weinig ingesteld op de migratiesamenleving’
Het Centraal Bureau voor de Statistiek verwacht dat deze migratiepatronen zich zullen voortzetten na de Covid-19-pandemie. De toegenomen verscheidenheid en vlottendheid zetten de samenhang in sommige buurten onder druk. Ook heeft een deel van de nieuwkomers een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Als de plaats van aankomst voor migranten is de gemeente het best gepositioneerd om nieuwe inwoners op weg te helpen. Huidige voorzieningen zijn echter te weinig ingesteld op de migratiesamenleving. Op veel groepen migranten hebben gemeenten geen of slecht zicht. Dat leidt tot ad-hoc-beleid, wanneer deze groepen pas na verloop van tijd in beeld komen. Voor het samenleven van iedereen – gevestigde inwoners en nieuwkomers – is het van groot belang dat alle nieuwe migranten gefaciliteerd worden om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. Hoe kunnen gemeenten de ontvangst en inburgering van nieuwkomers beter organiseren?
Een goede start
De aankomst in een gemeente ziet er voor de ene migrant heel anders uit dan voor de andere. Kennismigranten kunnen aankloppen bij international centers voor vragen over huisvesting, onderwijs, geldzaken en gezondheidszorg. Voor veel andere groepen migranten zijn de ontvangstvoorzieningen heel beperkt. Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten kunnen bijvoorbeeld wel bij hun werkgever of uitzendbureau terecht voor – vaak dure – collectieve huisvesting, maar zij krijgen verder weinig hulp om hun weg te vinden in de lokale samenleving. Ook voor gezinsmigranten, asielmigranten en studiemigranten is er meestal niet één fysiek loket in de gemeente waar zij op het gebied van taal, werk, onderwijs, huisvesting en zorg wegwijs kunnen worden. Veel nieuwkomers maken hierdoor een valse start.
‘Een ontvangstcentrum creëert meer samenhang in de ontvangstfuncties en biedt een beter overzicht in dienstverlening’
In andere landen zijn lessen te vinden voor ons. Zo zijn er in Canada door het hele land welkomstcentra voor alle nieuwkomers te vinden. Migranten kunnen hier kosteloos informatie inwinnen over diverse onderwerpen, zoals arbeidsmarkt, taalcursussen, onderwijs, gezondheid, recreatie, vrijwilligerswerk, belastingen en overheidsdocumenten. De centra verwijzen hen ook door naar specifieke dienstverleners. Zowel op sociaal-economisch als op sociaal-cultureel vlak kunnen migranten zo een soepele start maken. De WRR stelt voor om in grotere steden op gemeentelijk niveau en voor kleinere steden op regionaal niveau zulke fysieke ontvangstcentra voor alle nieuwkomers te organiseren. Het voordeel van een ontvangstcentrum is dat het meer samenhang creëert in de ontvangstfuncties en een beter overzicht in dienstverlening biedt. Gemeenten hebben er ook baat bij: zij krijgen zo tijdig in beeld wie er vastlopen of een beroep gaan doen op sociale voorzieningen.
In het ontvangstcentrum komen verschillende functies samen. Ten eerste helpt het gemeenten om lokale migratiepatronen beter te monitoren. Welke nieuwe groepen migranten komen naar de gemeente en in welke wijken gaan ze wonen? Waar is het verloop hoog en wat betekent dit voor bijvoorbeeld de lokale scholen? Een tweede functie van het ontvangstcentrum is om nieuwkomers te informeren en doorverwijzen. Een derde is het bieden van advies over, onder meer, inburgeringstrajecten. Tot slot kan een ontvangcentrum bijdragen aan het socialiseren van nieuwkomers, bijvoorbeeld door hen op lokale netwerken en verenigingen te wijzen.
Aandacht voor tijdelijkheid
De toenemende ‘vlottendheid’ van migranten vraagt om actiever beleid van gemeenten. Om deze doorstroom in soepele banen te leiden, moeten gemeenten naast een goede ontvangst ook andere permanente voorzieningen treffen, in het bijzonder voor huisvesting en onderwijs. Veel gemeenten worstelen met de huisvesting van tijdelijke EU-arbeidsmigranten. Door een tekort aan huisvesting verblijven sommige arbeidsmigranten nu in overvolle en onveilige woonruimtes. Er is een grote behoefte aan voldoende tijdelijke woonvoorzieningen. Grootschalige huisvestingsvormen zoals de ‘Polenhotels’ zijn daar een voorbeeld van. Ook voor scholen kan die onvoorspelbaarheid lastig zijn. Leerlingen stromen in en uit, met soms onverwachte piekbelastingen tot gevolg. Regionale samenwerkingen tussen gemeenten en onderwijsinstellingen kunnen helpen om onderwijs snel op te schalen, zoals we zagen in 2015, tijdens de grote instroom van asielmigranten.
‘Voor veel migrantengroepen is er weinig tot niets geregeld’
Inburgering
Inburgeringsbeleid richt zich nu op een selecte groep: inburgeringsplichtige nieuwkomers van buiten de Europese Unie, die zich langdurig willen vestigen en uiteindelijk het Nederlands staatsburgerschap zullen verwerven. Voor hen bestaan er verplichte en veeleisende vormen van taalverwerving en socialisatie. Maar voor veel andere migrantengroepen is er weinig tot niets geregeld. EU-migranten hoeven niet in te burgeren, en ook voor tijdelijke studie- en kennismigranten is dat niet nodig. Tegelijkertijd geven deze groepen aan wel behoefte te hebben aan enige vorm van ‘inburgering’. EU-arbeidsmigranten die langer in het land willen blijven, willen bijvoorbeeld vaak graag beter Nederlands leren. Ook voor studie- en kennismigranten blijkt de Nederlandse taal belangrijk. De taal vormt een obstakel voor binding met de Nederlandse samenleving.
‘Er is behoefte aan een gedifferentieerd inburgeringsbeleid’
Het strikte onderscheid tussen inburgeringsplichten en niet-inburgeringsplichten past niet meer bij de migratiesamenleving van nu. Niet alle nieuwkomers vestigen zich hier permanent of willen Nederlands staatsburger worden. Voor deze nieuwkomers is er nu te weinig geregeld. Er is behoefte aan een gedifferentieerd inburgeringsbeleid dat beter aansluit bij de toenemende verscheidenheid en vlottendheid van migranten in Nederland. Voor niet-inburgeringsplichtige groepen moeten er ook taal- en andere inburgeringsvoorzieningen komen. Deze kunnen ‘lichtere’ vormen van inburgering aanbieden. Gemeenten kunnen dit samen met werkgevers en vrijwilligers- en vluchtelingenorganisaties regelen.
De overheid staat voor de opgave om alle groepen migranten te helpen wegwijs te worden in de Nederlandse samenleving. Dat is vooral een taak van gemeenten in samenwerking met maatschappelijke organisaties en werkgevers. Maar een actiever lokaal ontvangst- en inburgeringsbeleid gaat niet zonder voldoende middelen. Gemeenten hebben passende ondersteuning nodig. Daar is de rijksoverheid aan zet.
* Dit artikel is geschreven op basis van het WRR-rapport Samenleven in verscheidenheid.
Geef een reactie