De opdracht voor de democratie is dat er gebeurt wat de meerderheid wil, met respect voor de minderheid. Krijgen we dat voor elkaar, met vierjaarlijkse verkiezingen, voor de diverse bestuurslagen? Dat is de vraag, die voortdurend nieuwe politieke avontuurtjes oplevert. Ik bedoel Forum voor Democratie, 50 plus, Denk, enzovoort.
‘Politiek is meer dan besturen en maatregelen nemen’
Vroeger had ik niet veel aandacht voor de verhoudingen tussen de verschillende bestuurslagen. Ik werkte in de Haagse bureaucratie, waar toch eigenlijk de gedachte domineert dat men in de provincie niet goed snik is. Nu ik daar niet meer werk, is dat wel veranderd. Ik zie ineens een kaasstolp, waar ik jaren onder heb gezeten, met de bijpassende ideologie en gebruikelijke usances.
Democratie veronderstelt een verbinding tussen overheid en samenleving, maatschappelijke organisaties en burgerinitiatieven, schrijft Tjeenk Willink in zijn verslag. Politiek is meer dan besturen en maatregelen nemen.
Waarom moet Den Haag zo veel regelen? Kunnen we niet vertrouwen op spontane samenwerking in de provincie, tussen lokale bestuurders? Kunnen we niet vertrouwen op overlegvormen tussen de verschillende overheden? Een schets van drie gebieden.
- Wonen
Het antwoord is lastig. In de huisvesting werd gedecentraliseerd, (jaren tachtig en negentig) maar de gemeenten pakten weinig op. Zo bleef voor de provincie ook nog wat regelwerk over. De decentralisatie van Heerma werd vooral de verzelfstandiging van de woningcorporaties, de gemeenten en de VNG gaven nauwelijks thuis. Toen de hausse in het vastgoed vastliep in de crisis van 2007, raakte de gein daar wat vanaf: wie bouwt er nog? Geld vloeide weg naar een mislukt stoomschip en naar een Maserati, dus de politiek kreeg nogal spijt en Minister Blok toonde zich geen liberaal, maar een stalinistische regelneef. De huurders in de sociale woningbouw betaalden een forse rekening. Van de verzelfstandiging van woningcorporaties is niet veel overgebleven. - Sociaal domein
Het sociaal domein was ook rijp voor decentralisatie, want er moest worden bezuinigd: 01-01-2015 was D-day. Martin van Rijn liet zich de bekentenis ontfutselen dat hij wel zou toezien, maar dat gemeenten zelf verantwoordelijk waren voor continuïteit en budgetten. En dat de transformatie van de diensten vooral lokaal vorm moest krijgen en niet gestuurd zou worden door het rijk. Dat is consequent: als je gelooft dat de burger-nabije overheid het kan, moet je ze niet de regels voorschrijven. Uit de kaasstolp klonk ambtelijk gemor: de bewindslieden bleven toch ‘systeemverantwoordelijk’, dus moesten alles wel weten. Het beeld werd meer rapportage-bureaucratie en administratie en management, maar veel transformatie is nog niet ontstaan (transformatie is nieuwe vormen van organisatie, dichter bij de burger). Het lijkt een goede systeemverandering, alleen is van de verandering nog weinig terecht gekomen. - Bijstand en inkomen
Nog een voorbeeld. Mijn partijgenote Jetta Klijnsma was trots op een regeling voor experimenten met de bijstandswet. Ik heb een beetje benul van experimenten, omdat ik in de jaren tachtig en negentig verantwoordelijk was voor het experimentenbeleid in het wonen. Maar toen ik me er in verdiepte, zag ik vooral een angstige beschikking, niet met ruimte als inzet, maar vooral met het beschermen van bestaande regels en verhoudingen als leitmotiv. De gemeente mag niet aan inkomenspolitiek doen, zeker; dus Terneuzen en Utrecht moesten in het hok.
Dat beeld heb ik gecheckt bij een manager van SZW: die herkende dat niet. Er werd zo prima samengewerkt met de gemeenten, natuurlijk was het wel zoeken, maar samen en in goed overleg ging het allemaal traag maar gestaag vooruit. Ik vond dat niet zo’n geweldig antwoord: samenwerken is prima, maar in bestuurlijke verhoudingen moet je de formele verplichtingen inhoud geven en waar maken. Dat is iets anders dan elkaar op menselijk niveau verstaan. Er is een wonderlijke paradox: iedereen heeft een grote behoefte aan ruimte voor vernieuwing en experimenten, maar niemand maakt die ruimte. De richtlijnen voor regelgeving zeggen ook eigenlijk dat je er beter niet aan kunt beginnen, omdat je gedoe krijgt met bestaande regels.
Mijn club, het Netwerk Politieke Innovatie, wilde dat thema wel eens presenteren bij Mark Rutte. Die vond het een thema dat typische paste bij BZK, want daar had men al een experimentenwet.
De eerste brief van Plasterk was voorspelbaar: we doen al heel veel, mooi dat u mee denkt, we zijn heel blij met de goede samenwerking met de gemeenten. Het NPI vond dat het niet bij clichés mocht blijven. We deden er een schepje op en vonden de tien aanmeldingen van gemeenten, waarvan uiteindelijk twee in de wet terecht kwamen, weinig bewijs voor succes. Moeten details van experimenten eigenlijk in een wet? Het bracht ons in een vergaderzaaltje op 135 meter boven Den Haag, in een plezierig gesprek met twee kordate stafmedewerksters van BZK, die begrepen wat wij bedoelden. Een vervolg is er nog niet.
‘Bestuurskracht komt uit een goede balans van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden’
Centraal – decentraal. Waarom is dit thema er een van interbestuurlijke verhoudingen? Ik denk dat de onderwerpen het thema centraal en decentraal gemeen hebben: wie regelt er wat in dit land?
De bestuurskracht komt niet uit het centrale niveau: daar zijn veel checks and balances, daar is te veel hinder van een gefragmenteerde politiek. De bestuurskracht komt ook niet uit het lokale bestuur: burgemeesters hopen soms van wel, maar de kwaliteit en durf van de lokale politiek is veelal te klein.
De kracht komt uit de goede combinatie van centrale sturing en lokale invulling van kaders, uit een goede balans van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Maar centraal sturen en kaders stellen, waar creatief mee kan worden gewerkt op lokaal niveau, is lastig. Liever roept men onder de kaasstolp dat de systeemverantwoordelijkheid nu eenmaal vraagt dat de bewindsman alles moet weten, maar dat we samen er wel uit komen. De bedoeling is eigenlijk: rapporteer en doe wat wij willen. Ik vind dat het denken daardoor vervaagt.
Enige maanden geleden bood de commissie Van de Donk zijn studie Op weg naar meervoudige democratie aan. De VNG gaf een persbericht uit: Groot onderhoud nodig. Het minder een verhaal over bestuurlijke vormgeving, maar veeleer een verhaal over de staat van onze democratie. De titel is niet ten onrechte: het gaat om een meervoudige democratie.
Maar als er een hand aan de ploeg is geslagen, is mij dat ontgaan. Waar blijft dat grote onderhoud?
Tom van Doormaal zegt
Mijn stuk is een gevolg van een veelheid aan verbazingen.
Ik snap niet goed waarom we het over democratie hebben als het gaat over de rituelen in het Parlement. Dat is een heel klein stukje democratie.
Ik snap ook niet waarom er niet meer debat is over lokale democratie: is uitvoeren van nationaal beleid het hoogste goed?
Ik snap niet waarom we niet scherper kijken naar de verhoudingen tussen bestuurslagen: is dat te ingewikkeld?
Als er dan een commissie komt die de verhoudingen in het huis van Thorbecke analyseert, doen we niets met de bevindingen daarvan, althans als de formatie daarover gaat, is het mij niet opgevallen.