Wat vormt volgens jou de grootste uitdaging voor de overheid? Met die vraag schreven de makers van de omooc-collegereeks Challenging Government vorig jaar een essaywedstrijd uit. Op 15 januari jongstleden werd de winnaar bekendgemaakt tijdens een Challenging Government-bijeenkomst in Leeuwarden. De jury bestond uit vertegenwoordigers van de Vereniging voor OverheidsManagement (VOM), Public Cinema, de Thorbecke Academie Leeuwarden en Bestuurskunde Haagse Hogeschool. Martin de Koning won de essaywedstrijd. Zijn essay wordt verfilmd als videocollege door Public Cinema.
Het blijft de uitvinding van de eeuw, dat ‘Verenigd Europa’, maar de handleiding ervoor is bepaald nog niet geschreven. Juist omdat ambtenaren minder te verliezen hebben dan politici, minder van stipendia afhankelijk zijn dan wetenschappers en minder aan hun sound bites hoeven te denken dan presentatoren en journalisten, zijn ze bij uitstek geschikt om de Europese interculturele struikelstenen zichtbaar en bespreekbaar te maken. Een prachtige manier om van een uitgedaagde een uitdagende overheid te worden!
Emigranten beginnen hun buitenlands avontuur vaak euforisch, starten vaak met een soort toeristengevoel: Wat een leuk land; het is hier veel leuker dan thuis! Daarna volgt vaak – en snel – het diepe aanpassingsdal: de scholen zijn anders, het eten is anders, je maakt geen nieuwe vrienden. En de integratie, het nieuwe evenwicht, volgt pas als je niet voortijdig bent afgeknapt. En als je integratie wel min of meer geslaagd is, ben je vrijwel altijd wiser and sadder geworden: het gras is elders zelden groener.
‘Het gras is elders zelden groener’
In zo’n intercultureel aanpassingsdal liggen nogal wat struikelstenen. Soms duidelijk zichtbare, maar veel vaker nogal lastige, driekwart ondergrondse stenen. Hier volgen als voorbeeld een paar van die struikelstenen, Nederlands-Franse stenen in dit geval:
Hoe zit het in Frankrijk eigenlijk met de Franse vlag? Mag je daar een beetje de spot mee steken? En met die beroemde Franse haan? En met dat eeuwige stokbrood? Zijn er kortom symbolen die daar gevoelig liggen? En die beleefde afstandelijkheid van ze, waarom doen ze dat eigenlijk? En dat eindeloos durende avondeten? En dat oeverloze praten en niet tot de kern van de zaak komen? Zijn dat rituelen die je goed moet kennen? En die De Gaulle, is dat echt zo’n historische held van ze? En die Jeanne d’Arc, dat was toch gewoon een godsdiensthysterisch wicht? Of mag je dat daar niet zeggen? Zijn dat de onaantastbare helden van Frankrijk? En zo ja: waarom zijn ze dat eigenlijk? En ’t moeilijkste van alles: waarom denken ze zo hiërarchisch, terwijl ze individueel minstens zo eigenwijs zijn als wij? Wat zijn kortom eigenlijk de belangrijkste Franse waarden?
Mentaliteiten
Dit soort vragen heb ik mijn voormalige internationale studenten jarenlang voorgelegd. Op dezelfde wat badinerende toon, om ze te prikkelen, om hun meedenken, hun protest te stimuleren. Het interesseerde ze bijzonder, maar ik heb niet het idee dat ik ook maar het kleinste flintertje heb bijgedragen aan een beter intercultureel begrip. Maar het zij hen – en mij – vergeven: het was maar een bijvakje, harde vakken als finance en minder harde als international marketing gingen voor.
Maar dat interculturele theorie ook buiten het hoger onderwijs geen schokje van inzicht heeft kunnen wekken – niet bij het grote publiek, niet in de media, niet bij het bedrijfsleven, niet in de wetenschap, niet in de politiek, niet bij de overheid – dat vond ik aanvankelijk wel wat beschamend en verontrustend. Nu – na een jaar of tien – begrijp ik het allemaal wat beter. Behalve van de Europese overheden. Die laten echt een kans liggen die ze hadden kunnen grijpen. Ik kom daar op het eind van dit betoog op terug. Laten we eerst voor de onmacht van die andere spelers op het Europees toneel een beetje begrip tonen.
Risicomijdend
Dat een samenleving erg gevoelig blijkt voor macht of in diepste wezen collectivistisch denkt of – nog een parameter – weinig talent blijkt te hebben voor improvisatie, het zijn allemaal inzichten die het grote publiek niet graag hoort, die door de media als niet in twee minuten communiceerbaar worden beschouwd en die door het bedrijfsleven als niet winstgevend worden afgeserveerd. Dat is een korte en harde constatering, maar het is volgens mij niet anders.
Maar waarom doen de wetenschap en de politiek zo weinig met de vaak behoorlijk onderbouwde claims van interculturele denkers? Omdat, denk ik nu, die claims vaak over mentaliteiten gaan, over diep gewortelde reflexen in samenlevingen. En wat moet je daarmee als wetenschapper of politicus? Wetenschappelijk aantonen dat bijvoorbeeld de Duitse samenleving niet zo risicomijdend is als onderzoek beweert? Stel dat je dat al lukt, dan heb je hoogstens die Duitsers onder de kin gekieteld die zich niet herkennen in die Germaanse risicomijding. Probeer in de huidige universitaire concurrentie maar eens onderzoeksgeld los te peuteren voor zo’n Wiedergutmachungsonderzoek!
In de (internationale) politiek zijn interculturele inzichten nog veel moeilijker openlijk bruikbaar. Daar zijn die inzichten vaak tijdbommen. Welke Noord-Europese politicus heeft tijdens de schuldencrisis van de Griekse samenleving bijvoorbeeld durven zeggen dat Griekenland een zeer collectief denkende samenleving is? Laat staan dat zo’n politicus de consequenties van die constatering onder woorden durfde brengen: een collectivistische samenleving, dus een samenleving waarbij eergevoel, je eigen gezicht bewaren en je buren ontzien veel zwaarder tellen dan eerlijk schuldigen aanwijzen en bestraffen. Kom daar maar eens mee voor de dag aan de politieke onderhandelingstafel!
Röntgenfoto
Misschien moet ik mijn hoop vestigen op de overheid. Die werkt tenslotte achter de schermen die ministeries heten, die kan meer in de luwte opereren, die bereidt eerder besluiten voor dan dat ze ze moet doordrukken. Die mag in ieder geval gedurfder aan free fighting doen dan politieke gladiatoren in de Brusselse arena’s zich kunnen veroorloven. Interculturele verschillen durven erkennen en bespreekbaar maken is nu eenmaal explosieve materie. Het vereist één van de moeilijkste dingen: de geestelijke soepelheid om jezelf te kunnen zien door de ogen van een ander. Dat kunnen we bij onze geliefde al nauwelijks: naar onszelf kijken door zijn of haar ogen. Als je aan de eettafel en in je schoolbank een wereldbeeld is ingeprent, wordt dat je mentale software. En door die software bekijk je de wereld. Het blijkt echter buitengewoon moeilijk om als culturele buitenstaander zoiets subtiels in het dagelijks leven van andere culturen te herkennen. Daarom blijft het bijna altijd bij clichés: arrogante Fransen, corrupte Italianen, nepotistische Grieken… het is de eerste indruk houden voor de waarheid. Het is als met het oordeel van een te kort opgeleide röntgenoloog: wel de röntgenfoto kunnen maken, maar hem niet met geoefend oog kunnen interpreteren.
Maar hoe lastig het allemaal ook is: als we een ‘Verenigd Europa’ willen, en niet alleen een federaal verbond, zullen we nog flink van elkaar moeten leren. In zo’n echt verenigd Europa zullen we namelijk een paar zaken min of meer gelijk moeten trekken. Zaken die berusten op diep gevoelde waarden, waarden waarover we nog fors van mening verschillen. Hoe zou bijvoorbeeld de beste Europese artsenopleiding eruit moeten zien? Wat zou het redelijkste Europese belastingsysteem zijn? Wat de beste vorm van rechtspraak? En hoe zouden middelbaar en hoger onderwijs de twee Europese oervormen van kennisoverdracht (hoorcolleges geven of via een levendige discussie met je studenten je kennis overdragen) creatief kunnen mixen? Hoe meng je bij de presentatie of uitwerking van een probleem de Duitse behoefte aan Gründlichkeit, met de Franse hang naar cartesiaans schematiseren en de Angelsaksische voorkeur voor pragmatische down to earth-benaderingen? Hoe voorkom je dat een internationale werkgroep vastloopt, omdat de Fransen roepen Quelle banalité!, de Engelsen verzuchten So what?! of de Duitsers erbij schrijven Bitte, mache deine Hausaufgabe noch mal!
Verenigd Europa
Juist omdat ambtenaren minder te verliezen hebben dan politici, minder van stipendia afhankelijk zijn dan wetenschappers en minder aan hun sound bites hoeven te denken dan presentatoren en journalisten, zouden ze bij uitstek geschikt zijn om de Europese interculturele struikelstenen zichtbaar en bespreekbaar te maken. Misschien kunnen ze zelfs wel de actoren worden die een begin maken met het gladstrijken ervan, de mediators worden van onze nationale staten. Een prachtige manier om van een uitgedaagde een uitdagende overheid te worden!
We zijn nog maar net begonnen met ons te verenigen. Het blijft de uitvinding van de eeuw, dat ‘Verenigd Europa’, maar de handleiding ervoor is bepaald nog niet geschreven. Voor we het weten zitten we aan versie ‘EU 3.8 (Deze versie vervangt alle vorige handleidingen)’.
Maar laten we niet wanhopen. Keulen en Aken werden ook niet op één dag gebouwd. En het gebouw Europa loopt niet slechts van Keulen tot Aken, maar van Athene tot Amsterdam en dat gebouw willen we niet alleen van buiten, maar ook van binnen restaureren. Het moet er niet alleen voor het oog goed uitzien, je moet er ook nog in kunnen werken. Dat gaat tijd kosten, maar het kan een spectaculair gebouw worden.
Dit essay werd eerder gepubliceerd in PM Publiek Denken. Meer lezen?
- Geert en Gert-Jan Hofstede, Allemaal andersdenkenden, Uitgeverij Business Contact, ISBN 9025426816.
- Philippe d’Iribarne, Eer, contract, consensus, Uitgeverij Nieuwezijds BV, ISBN 9057120259.
Geef een reactie