Krapte op de arbeidsmarkt: conjunctureel of structureel?


De huidige krapte op de arbeidsmarkt doet zich in vrijwel alle sectoren van de economie gevoelen. Jan Soons gaat in op verklaringen voor die krapte en denkt na over mogelijke oplossingen. Zijns inziens is de overheid de eerste verantwoordelijke om de krapte op de arbeidsmarkt op te lossen.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek rapporteerde in augustus 2022 dat tegenover iedere 100 werklozen er 143 vacatures openstaan. Per sector zijn er wel verschillen, maar vrijwel geen enkele sector ontspringt de dans. De opleving van de economie, na opheffing van de belangrijkste coronamaatregelen, is hier zeker debet aan. Tijdens de coronajaren is de economie tot stilstand gekomen en zelfs gekrompen. Het is dus niet verbazingwekkend dat, na opheffing van vrijwel alle beperkende maatregelen, een inhaalvraag ontstaat met een significante economische groei als gevolg. Het is overigens nog slechts ongeveer drie jaar geleden dat de coronamaatregelen aanleiding waren voor menig econoom om een scherp dalende economie en bijbehorende massa werkloosheid te voorspellen.

‘Veel lager kan het werkloosheidspercentage niet worden’

In tegenstelling tot die sombere voorspellingen ligt het werkloosheidspercentage nu weer rond de 3 procent, zoals ook gold kort voor de uitbraak van de pandemie. Veel lager kan het werkloosheidspercentage niet worden omdat we altijd een frictiewerkloosheid kennen, die wordt veroorzaakt door de tijd die vaak verstrijkt bij de overgang van de ene naar de andere baan.

Conjuncturele opbloei
De krapte op de arbeidsmarkt wordt nog verergerd door het huidige hoge ziekteverzuim, dat in het eerste kwartaal van 2022 gemiddeld 5,4 procent bedroeg, met uitschieters in de verpleging, verzorging thuiszorg en kinderopvang van meer dan 7,5 procent.  Terwijl het gemiddelde ziekteverzuimpercentage in het laatste decennium arbeidsmarkt breed rond de 4 procent heeft bedragen.
We kunnen de huidige krappe arbeidsmarkt dus verklaren uit de gevolgen van de pandemie en de conjuncturele opbloei van de economie. Dit zou overigens impliceren dat zodra het corona-gerelateerde ziekteverzuim afneemt en/of de huidige energiecrisis ons in een recessie brengt, de arbeidsmarkt weer normaliseert. Ik ben daar echter niet optimistisch over. De vraag is dus of de krapte op de arbeidsmarkt slechts conjunctureel- en corona gerelateerd is of ook een structurele component heeft.

Minder uren werken
De uitstroom van werknemers door pensionering is al jaren veel groter dan de instroom van schoolverlaters en buitenlandse werknemers. Dat heeft alles te maken met de vergrijzing, waar overigens alle westerse landen mee te maken hebben. En het is al lang niet meer vanzelfsprekend dat instromers fulltime gaan werken.
Uit onderzoek van Paul de Beer en Wieteke Conen (‘Een halve eeuw arbeidsmarktbeleid’ – UvA 2018) blijkt dat de daling van het aantal gewerkte uren per werknemer gedurende de laatste halve eeuw fors is afgenomen. In 2017 had nog slechts 50 procent van de beroepsbevolking een voltijdbaan, ten opzichte van 90 procent in 1969 en hadden bijna een miljoen werkenden een werkweek van minder dan 12 uren. Gelukkig is afname van het aantal gewerkte uren volledig gecompenseerd door de grote deelname van vrouwen in het arbeidsproces. Daardoor is het totaal aantal gewerkte uren van de gehele beroepsbevolking ongewijzigd gebleven.

‘Meer dan ooit zoekt de mens naar de goede balans tussen werk en privé’

Gegeven het feit dat zoveel werknemers parttime werken, ligt het voor de hand om de krapte op de arbeidsmarkt op te lossen door werknemers te vragen meer uren te gaan werken. Zou het maar zo simpel zijn! Er zijn veel sociologische en psychologische verklaringen waarom mensen zo gehecht zijn aan parttime werken.

Veranderende mentaliteit
De hedendaagse werkende mens zoekt veel meer dan ooit een goede balans tussen werk en privé, die vroeger en zeker voor de rechtgeaarde kostwinner niet zo vanzelfsprekend was.
Daarbij komt dat de loyaliteit jegens de werkgever fors is afgenomen. Dat heeft rechtstreeks te maken met de veranderde mentaliteit van menige werkgever. De intense relatie die vroeger tussen werkgever en zijn werknemers bestond, denk in dit verband bijvoorbeeld aan de tijd van Frits Philips, is in de meeste gevallen veranderd in een strikt calculerende verhouding. Het zal zeker niet voor alle werkgevers gelden, maar voor velen onder hen wordt de hedendaagse werknemer vooral als een kostenpost of productiefactor beschouwd.

‘Potentiële werknemers zijn gevoeliger dan ooit voor specifieke satisfiers

Die veronderstelling vindt bijvoorbeeld steun in het gegeven dat slechts zestig procent van de werknemers een vast contract krijgt aangeboden. De flexibele schil, zoals dat genoemd wordt, bestaat onder meer uit tijdelijke- en zelfs nul-uren contracten, en werken uit uitzendbasis. In Nederland zijn deze zaken talrijker en omvangrijker dan in ons omringende landen.
Ook zijn de potentiële werknemers meer dan ooit gevoelig voor specifieke satisfiers. Onderzoeksbureau Newcom Research & Consultancy ontwikkelde in 2022 een zogenaamde ‘werkgelukpiramide’ waaruit blijkt dat aspecten als zingeving, voldoening gevend werk, autonomie, bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling, een helder bedrijfsdoel en niet in de laatste plaats ‘erkenning krijgen’ bepalend zijn voor het werkgeluk. Een werkgever die de belangrijkste elementen van de ‘gelukspiramide’ in praktijk brengt, zal zijn medewerker mijns inziens met een gerust hart kunnen vragen om meer uren te werken.

Achterhaald belastingstelsel
Een andere bottleneck die werknemers in de bereidheid meer uren te maken kan belemmeren, is ons achterhaald belasting- en toeslagenstelsel. Behalve de door passie gedreven vrijwilliger en mantelzorger zullen er weinig mensen te vinden zijn die bereid zijn om meer uren te gaan werken zonder dat dit in hun portemonnee voelbaar is. Ons toeslagensysteem is nog steeds inkomensafhankelijk, met als gevolg dat meer bruto-inkomen in veel gevallen een verlaging of verlies van toeslagen betekent. Per saldo loont werken dus niet. Dit fenomeen staat onder economen bekend als ‘de armoedeval’.
Met een calculerende overheid en het op winstmaximalisatie gedreven bedrijfsleven is het niet vreemd dat de burger óók calculeert en kijkt wat hem of haar het best past. Zo’n samenleving hebben wij sinds de tachtiger jaren van de vorige eeuw zelf gecreëerd, waarin het neoliberalisme met veel aplomb geproclameerd en door de politieke meerderheid geadopteerd is.

‘De overheid is eerstverantwoordelijke om effectief beleid te ontwikkelen’

Tenzij de ontwikkeling van artificial intelligence en robotisering, zoals vaak voorspeld wordt, vanaf nu in een razend tempo gaat, is de overheid eerstverantwoordelijke om een effectief beleid te ontwikkelen om de structurele krapte op de arbeidsmarkt op te heffen. Een praktische oplossing, die op de korte termijn zou kunnen werken, is om te differentiëren in sectoren die van cruciaal belang zijn voor het functioneren van de samenleving, zoals onderwijs, zorg, veiligheid, milieu en infrastructuur, en sectoren die voor het welzijn niet essentieel zijn en slechts bijdragen aan het Bruto Nationaal Inkomen. Voor beroepen in die zeer relevante sectoren zou de overheid een extra heffingskorting in de inkomstenbelasting kunnen invoeren, waardoor werken in die sectoren fiscaal meteen aantrekkelijker wordt. Voor de langere termijn zijn grotere ingrepen nodig die zouden moeten leiden tot een volstrekt andere inrichting van ons sociaaleconomisch en fiscaal systeem. Het op gang brengen van een brede maatschappelijke discussie daarover zou een goede eerste stap zijn.

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Jan Soons
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*