Het Huis van Thorbecke is ontworpen in een andere tijd. Het traditionele beeld, waarbij er een verdieping is voor rijk, een voor de provincies en een voor de gemeenten sluit niet meer aan bij de samenleving. Is het tijd voor een ingrijpende verbouwing van het Huis van Thorbecke of is een opknapbeurt en een nieuwe inrichting voldoende? Moet er een nieuw sociaal contract komen? Eerst maar eens goed nadenken over de opdracht van de overheid en luisteren naar burgers, waren wijze adviezen aan de dialoogtafel Toekomstbestendig bestuur die Publiek Denken in samenwerking met platform O op 4 december jongstleden organiseerde.
Deelnemers
Aan de dialoogtafel Toekomstbestendig bestuur namen deel:
- Bert Blase, waarnemend burgemeester van Heerhugowaard en voorzitter van Code Oranje
- Bert van Delden, programmadirecteur Stad op het ministerie van BZK
- Frits van der Meer, Bijzonder hoogleraar Comparative Public Sector en Civil Service Reform aan de universiteit Leiden
- Han Polman, Commissaris van de Koning in Zeeland en voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur
- Boudewijn Steur, gespreksleider, clusterhoofd Strategie bij het ministerie van BZK
- Richard van Zwol, voormalig SG op het ministerie van BZK en staatsraad bij de Raad van State
Boudewijn Steur, gespreksleider en clusterhoofd Strategie bij het ministerie van BZK, onderstreepte de noodzaak van een toekomstbestendige overheid: zaken als individualisering, de mondige burger en de snelle ontwikkelingen op het gebied van economie en technologie vragen om een ‘adaptieve’ overheid. Maar wat is dat eigenlijk? Richard van Zwol, voormalig SG op het ministerie van BZK en staatsraad bij de Raad van State: ‘Adaptiviteit dwingt in de eerste plaats om goed na te denken over waarom je als bestuur op aarde bent in verhouding tot je burgers. In de tweede plaats vergt het een goede analyse. Wat is de verandering waaraan je je aanpast?’
Frits van der Meer, bijzonder hoogleraar Comparative Public Sector en Civil Service Reform aan de universiteit Leiden, stelde vast dat de overheid zich altijd al heeft aangepast aan veranderingen. ‘Dat betekent dat je een nieuwe relatie moet aangaan en dat je de overheid anders moet inrichten. Waar we nu tegen aanhikken is de invulling die we er twintig, dertig jaar geleden aan hebben gegeven. Kijk wat de essentie is van het kader en dan kan je tot een nieuwe invulling komen.’ Grootse blauwdrukken voor een nieuw Huis van Thorbecke zijn niet nodig, wel een visie, aldus Van der Meer.
Ook voormalig SG op het ministerie van BZK en staatsraad bij de Raad van State Richard van Zwol zoekt geen blauwdrukken, wel structuuringrepen.
Bestuurlijke akkoorden
Het nieuwe kabinet wil bestuurlijke akkoorden sluiten op allerlei terreinen. Hoe gaat zoiets eigenlijk, vroeg gespreksleider Steur. Han Polman, commissaris van de Koning in Zeeland en voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur: ‘We hebben elkaar nodig. Eigenlijk is het één grote kreet om naar een nieuw sociaal contract te gaan.’ Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling van een visie op de kust in Zeeland. ‘We hebben een tafel gevormd met natuurorganisaties, projectontwikkelaars, gemeenten, waterschap en provincie. Dat heeft geleid tot een aantal uitgangspunten waar alle partijen hun handtekening onder hebben gezet.’ Nu moet het akkoord uitgevoerd worden, door het te vertalen in bijvoorbeeld bestemmingsplannen. ‘Dat is een heel spannend traject. Hoe serieus hebben we elkaar genomen?’ In dit verband wees Polman op de rechtszaak van de stichting Urgenda, waarbij de rechter bepaalde dat de overheid zich aan haar klimaatdoelstellingen moet houden.
De overheid moet volgens hem steeds kiezen welke rol ze wil spelen. ‘Loslaten in vertrouwen, of faciliteren of stimuleren. Soms moeten we vragen aan anderen: welke rol vinden jullie dat we moeten pakken? En hoe betrek je volksvertegenwoordigers bij de discussie over die rol?’
Van Delden pleitte voor duidelijkheid. ‘Waar is de rijksoverheid voor? Zeker niet in de laatste plaats voor het formuleren van generieke wetten en regels.’ De overheid moet dat niet in isolement doen, maar in samenwerking met partners, zoals is gebeurd bij het sluiten van city deals rond de veranderingen in het sociaal domein. Voor gezinnen met problemen bleken schulden het grootste probleem te zijn en niet zozeer het overheidsbeleid. Het leidde tot bijstelling van het beleid van het Centraal Justitieel Incassobureau. Van Delden voorspelt dat iets soortgelijks ook naar voren zal komen bij de overgang naar meer duurzame energie. ‘Dan zal blijken dat de term energietransitie voor een burger volslagen oninteressant is. Die gaat het om wooncomfort.’ ‘De Zeeuwen willen allemaal nul op de meter,’ viel Polman hem bij.
‘De overheid leert, maar laten de media daar wel ruimte voor’
De overheid leert dus, maar laten de media daar wel ruimte voor? ‘We moeten allemaal actief de sociale media gebruiken,’ stelde Polman. Hoe reageer je op hypes? ‘Probeer met enig gezag te zeggen: dit zijn de feiten, hier gaat het om. Als overheid doen we dat nog niet voldoende.’ ‘Vooruitgang is een combinatie van continuïteit en vernieuwing,’ zei Van Delden. Als de generieke regels op orde zijn, kun je media uitleggen dat je op sommige punten iets probeert te veranderen en dat het dan wel eens mis kan gaan.
Burgers
Hoe passen de burger en de democratie in dit alles, wierp gespreksleider Steur op. Bert Blase, waarnemend burgemeester van Heerhugowaard en voorzitter van Code Oranje, greep terug op een eerdere opmerking uit de zaal. Als de overheid aan burgers geen ruimte laat om eigenaar van het probleem te zijn, hoe kun je dan verwachten dat ze eigenaar van de oplossing zijn? En wie is dan degene die de opdracht van de overheid bepaalt? Blase: ‘De conclusie was dat de traditionele politieke partijen dat in elk geval niet zijn. Wellicht wel wij allemaal zelf als inwoners. Als het niet van de politieke partijen komt, dan wordt het opgeëist. Geert Wilders zegt: dan komt er een revolte. Ik probeer met mensen na te denken over een alternatief voor die revolte, waarin we wel het eigenaarschap van ons allemaal inhoud geven.’
Maar hoe betrek je burgers bij bestuurlijke akkoorden, vroeg Steur. Blase: ‘Als we er niet in slagen burgers leidend te laten zijn in de agenda van die bestuurlijke akkoorden, dan zijn het half lege glazen.’ Hij noemde de kabinetsformatie een dieptepunt van traditionele politiek bedrijven. ‘In de campagne de bevolking betrekken en daarna zes maanden lang niet. Alternatieven bedenken voor dat soort oude politiek is de opgave waar we voor staan.’ Hij wees op onderzoek naar andere vormen van coalitievorming, waarmee in sommige gemeenten is geëxperimenteerd. ‘Kan dat opener, kan het in samenspraak met de bevolking, kan het initiatief genomen worden door de bevolking?’
Politieke partijen stellen wel aan de orde wat ze willen, maar niet hoe dat tot stand moet komen, constateerde Polman. Als voorbeeld noemde hij burgers die in hun wijk langs de deuren gaan om steun te werven voor de plaatsing van zonnepanelen. Het gemeentebestuur vindt dat lastig. ‘Dat betekent voor politici, die zeggen: zoveel procent moet er dan en dan gerealiseerd zijn, een heel andere werkwijze.’ ‘Er zijn politici die hier goed op inspelen. Die zich meer als makelaar opstellen en niet denken dat ze alles het beste weten,’ voegde Blase toe. Het grootste obstakel voor verandering vormen volgens hem de traditionele politieke partijen die teveel in zichzelf gekeerd zijn.
Dit artikel is geschreven door Bas Nieuwenhuijsen
Rob Hoppe zegt
Zomaar een greep uit dit verslag: “luisteren naar burgers”: zonder erbij te zeggen wie warom naar wie luistert;
“de mondige burger” : zonder de kanttekenkening dat grofweg eem kwart vam de burgers absoluut niet mondig kan zijn, en een groot deel dat richting politiek en bestuur helemaal niet wil zijn;
” Als de overheid aan burgers geen ruimte laat om eigenaar van het probleem te zijn”: wie zich ooit heeft verdiept in wat berstandige literatuur over hoe probleemdefinities tot stamd komen en hoe politieke systemen in allerlei taakverdelingen tot een min of meer gedeelde agenda komen, zou moeten weten dat het begrip ‘probleemeigenaar’ alleen maar verwaaring en onbegrip kan zaaien;
“kan het initiatief genomen worden door de bevolking?: natuurlijk kan dat niet want ‘de bevolking’ bestaat niet, daarvoor hebben we het begrip volksvertegenwoordiger zonder last of ruggespraak uitgevonden’;
“…alternatief voor die revolte, waarin we wel het eigenaarschap van ons allemaal inhoud geven.”: moeten we Wilders nog serieus nemen? Een ‘revolte’ is inderdaad de illusiemdat de toevallige deelnemers ‘eigenaarschap van ons allemaal inhoud geven’, maar is ook,altijd manipulatie door de weinigen die een revolte uitlokken.
Al met al, ik ben benieuwd wanneer dit soort discussies enigszins voorbij het politieke wensdenken komt. En een realistich beeld van burgers/belanghebbers/onderdanen/consumenten als vertrekpunt gaan nemen. En bedenken dat de staat – ‘overheid’ is een zeer beladen term voor wie er even over nadenkt – er niet alleen is om dienaar van burgers te zijn, maar ook om collectief handelen mogelijk te maken door belamgenafweging. En dat dit niet alleen de ‘pursuit of happiness’ dient, maar zoals Paul Frissen terecht betoogde ook verdelen van leed en omgaan met tegenslag betekent. Het wooncomfort van Zeeland betekent dat de Groningers nog wel even met gasboringen en de risico’s daarvan worden opgescheept! Wie luistert waarom wanneer naar welke burgers, en wat doe ja daar dan mee als staat?
P.J. Westerhof LL.M MIM zegt
Uit het verslag komt een teneur naar voren van een ’terugtredende overheid’ die is doorgeschoten naar een ‘contracterende overheid’.
Een populistisch gebruik van de beeldspraak ‘Huis van Thorbecke’. Een huis dat in toenemende mate het karakter heeft gekregen van een sjofel hotelletje waarbij de uitbater de hoofdprijs vraagt voor een discutabele dienstverlening naar eigen inzicht en believen.
Alles is een voorwerp geworden van onderhandeling en aansluitende contractvorming.
Vraag is in hoeverre de burger daarbij nog betrokken is, gelet op de massale regionalisering van overheidstaken, PPS, uitbestedingen, en wat dies meer zij.
Gelet op de huidige praktijk zijn er vraagtekens te plaatsen bij het vermogen van de overheid tot contractmanagement en regievoering.
Vraag is ook in hoeverre de burger – als al dan niet (onvrijwillig) betrokken ‘contractpartij’ – de financiële lasten dient te dragen van hem/haar onwelgevallige overheidscontracten. Naast diverse belastingregime’s wordt de burger immers in toenemende mate geconfronteerd met gedwongen winkelnering en allerlei gedifferentieerde heffingen en leges.
De burger mag verwachten dat de overheid haar taken serieus neemt en niet als het zo uit komt een uitvlucht zoekt in stuurloze uitbestedingsconstructies en vage bestuurscontractuele schimmigheden.
Tenzij dezelfde overheid bereid is de overvloed aan pretprojecten onderwerp te maken van burgerlijke contractvrijheid.
‘Burger centraal’ betekent ook ‘Wie betaalt bepaalt’.