Een zaaltje in het Oude Noorden, Rotterdam, in de jaren ’90: de jaren waarin het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij beleid werd beleden onder de noemer ‘interactief beleid’. Mensen uit de buurt waren uitgenodigd om mee te denken over de herinrichting van de publieke ruimte in en om het Noordplein.
Na wat inleidende beschietingen nodigde de organisator de aanwezigen uit om aan aparte tafeltjes een collage bij elkaar te gaan knippen en plakken met behulp van verzamelde magazines en ander beeldmateriaal. ‘Nou Truus, we mogen gaan fröbelen,’ hoorde ik een oudere dame met nauw verholen cynisme tegen haar buurvrouw zeggen. Het rook naar bezigheidstherapie. De dames deden nog wel mee en luisterden ook toe bij de plichtmatige terugkoppeling vanuit de verschillende groepjes, maar ze hadden het toch wel aardig aangevoeld. Van alle fraaie collages werd na afloop niet veel meer gezien of gehoord.
Naar beter bestuur
Het kwam die tijd wel vaker voor dat deelnemers aan interactief beleid werden getrakteerd op een ‘leukje’. Samen trommelen bijvoorbeeld, om de bijeenkomst energiek in te gaan. Investeren in de sociale relatie, met als bijvangst misschien meer draagvlak voor het beleid. Vanuit het bestuur bekeken was dat streven niet onbegrijpelijk, en niet per se verkeerd. Als er ook maar de ambitie bij kwam om de geventileerde input en feedback te benutten voor het realiseren van beter bestuur.
Dat ging en gaat niet altijd goed. Veel studies en rapporten signaleren een betrokkenheidsprobleem of responsiviteitsprobleem. Zie bijvoorbeeld het SCP in Burgerperspectieven 2022-1: ‘Mensen hebben het gevoel dat politici niet goed luisteren of niet goed weten wat er speelt en daarom besluiten nemen die verkeerd zijn of niet in lijn zijn met de wensen van burgers.’
‘Luisteren is heel wat anders dan gehoorzamen, en opvolgen heel wat anders dan navolgen’
De ROB herkent het probleem en noemt het werken aan betere betrokkenheid een van de centrale pijlers onder het Gezag herwinnen (aldus de titel van het ROB-signalement uit 2022). Het gaat hier om een wisselwerking tussen burgerbetrokkenheid en bestuursbetrokkenheid. Versterking van democratische responsiviteit – luisterend en opvolgend vermogen – betekent allerminst dat bestuurders hun verantwoordelijkheden moeten inleveren. Luisteren is heel wat anders dan gehoorzamen, en opvolgen heel wat anders dan navolgen. Gezagswaardig bestuur kent het verschil.
Wat beter kan
Versterking van het luisterend en opvolgend vermogen is deels een kwestie van houding en gedrag, maar deels en tegelijk ook een kwestie van institutioneel design. Kiezen voor ‘collages knippen en plakken’ heeft consequenties. En dat geldt ook voor de vele andere manieren die in Nederland zijn en worden bedacht om betrokkenheid te organiseren. In een recent boek (Rethinking Democratic Innovation, 2023) onderzocht ik hoe verschillende landen en steden daarbij naar verbeteringen streven. Als ik vervolgens naar Nederland kijk, springen twee zaken in het oog die echt beter kunnen.
Ten eerste, een patroon van veel variatie – weinig selectie. Herman van Gunsteren wees er ooit op dat beide componenten – variatie en selectie – nodig zijn voor succesvolle evolutie, in het publieke domein evengoed als in de biologie. Aan variatie in het organiseren van burgerbetrokkenheid geen gebrek, maar in de andere component – gericht selecteren en vervolgens bestendigen – wordt minder goed voorzien in de Nederlandse praktijk. Het gevolg is dat er veel kaf onder het koren van de burgerparticipatie zit en dat het koren onvoldoende wordt veredeld.
Ten tweede, een opeenvolging van participatiemodes. In de jaren ’90 was zoals gezegd interactief beleid en vogue en op dit moment lijkt iedereen wel gedoken op het ingelote burgerberaad om de betrokkenheid vorm te geven. Zo’n minipubliek blijkt sommige dingen redelijk goed te kunnen (een kleine groep laten delibereren) en andere dingen minder goed (op grote schaal impact verwerven). Zo heeft elke werkvorm zijn sterktes en zwaktes. Het zoeken naar hybride innovaties, slimme combinaties van uiteenlopende werkvormen, kan dan voordelig zijn. Op plekken waar dat behoorlijk goed is gelukt – in Ierland, Taiwan, Barcelona, Antwerpen – heeft men de tijd genomen om voorbij de opeenvolging van enkelvoudige participatierages te komen.
Bestuursbetrokkenheid
En op die plekken wordt burgerbetrokkenheid nadrukkelijk gepaard aan bestuursbetrokkenheid. Scherpe keuzes over wat te doen, wat te laten, en wat te combineren bij het realiseren van burgerbetrokkenheid vragen om bestuurlijke alertheid. Dit kan niet louter en alleen aan een bureau met een product worden overgelaten, of aan een participatiedeskundige met een voorliefde voor de allerlaatste participatiemode.
Deze blog is losjes gebaseerd op de keynote van Frank Hendriks, hoogleraar bestuurskunde aan Tilburg University en raadslid van de ROB, bij de uitreiking van de prijzen voor Beste Bestuurder op 7 februari 2024.
Beeld Openmoji Project
Geef een reactie