In Het terreurproces van Parijs onderzoekt Paul Ponsaers de grote terroristische aanslagen die Frankrijk opschrikten in 2015. Hoe opereerden de aanslagplegers en wat dreef hen? Lex Cachet bespreekt het werk op platform Overheid.
Paul Ponsaers, voormalig hoogleraar Criminologie aan de Gentse Universiteit, is ook na zijn emeritaat een uiterst productief auteur gebleven. Zo publiceerde hij de afgelopen jaren onder meer boeken over jihadi’s in België (2017), over de Loden Jaren van de Bende van Nijvel (2018) en over heden en verleden van extreemrechts in België (2020,2021). Aan die niet-aflatende reeks publicaties voegt hij nu een boek toe over het proces in Parijs tegen de (overlevende) plegers van de aanslagen op 13 november 2015 en hun vele helpers.[1] Bij die aanslagen – gepleegd op verschillende terrassen, in het Stade de France en het theater Bataclan – kwamen op één avond in totaal 132 mensen om en werden meer dan 350 anderen gewond.
Qua achtergrond en dadergroep is er veel overlap met de latere aanslagen, op 22 maart 2016, in Brussel tegen de luchthaven Zaventem en de metro bij station Maalbeek. Die aanslagen eisten 32 mensenlevens en honderden gewonden. Beide dadergroepen – ook die van de Parijse aanslagen – hadden hun uitvalsbasis in Brussel, in het bijzonder in de wijk Molenbeek (zie o.a. hoofdstuk 8). Onvermijdelijk gaat dit boek over ‘Parijs’ dus ook al deels over wat enkele maanden later in Brussel gebeurde. Onvermijdelijk is ook dat het Parijse proces niet de hoofddaders betreft – die pleegden immers zelfmoord. Terecht staan uiteindelijk alleen de ‘twijfelaars’ – die dat juist niet deden – en de helpers in de tweede lijn.
Gerechtelijke waarheid
Ponsaers heeft het proces dat tussen september 2021 en juni 2022 in Parijs gevoerd werd tegen overlevende daders en hun handlangers minutieus in kaart gebracht. Op zoek naar de gerechtelijke waarheid over de terreurdaden; niet naar de waarheid (p. 337 ev.). Maar hij doet meer dan dat. Hij verdiept zich ook grondig in de achtergronden van de dode en nog levende daders en handlangers. Bovendien schetst hij de achtergrond van de terreur: de strijd in Syrië, de opkomst van IS (of Daesh) in Irak en Syrië die er op volgde, de radicalisering van veel uitreizigers naar Syrië en de haat die daar mee samenhing, jegens de coalitie die Sadam Hoessein in Irak ten val bracht. Niet ten onrechte omschrijft de flaptekst het boek als ‘een indrukwekkend naslagwerk’.
‘Aanslagen worden vaak uitgevoerd door hechte en omvangrijke netwerken’
Op het eerste gezicht biedt dit boek van Ponsaers vooral veel individuele biografieën van aanslagplegers en hun entourage(s). Maar wie goed leest, ontdekt al snel dat er veel meer is. Het meer algemene ‘collectieve’ beeld dat dan naar voren komt is ronduit beangstigend. Anders dan vaak gedacht zijn lone wolves, die louter op eigen initiatief en kracht handelen, uiterst zeldzaam. De aanslag in Nice op de Promenade des Anglais (14 juli 2016) waarbij 86 mensen omkomen, is zo’n zeldzaam incident. Het vindt dan ook plaats in de nadagen van Daesh (p.90).
Gangbaar zijn aanslagen voorbereid en uitgevoerd door tamelijk hechte en vooral omvangrijke netwerken van familieleden en vrienden en op afstand vanuit Syrië of Irak aangestuurd door IS/ Daesh. Bij de meeste aanslagen is ook sprake van meer dan alleen aansturing (p.81 ev.). IS biedt financiering, logistieke ondersteuning (Syrië-gangers die, via allerlei omwegen, weer ‘gëexfiltreerd’ worden naar West-Europa; zie p.105), training, hulp bij het verkrijgen van valse papieren en wapens en bij het produceren van bommen. Weinig wordt aan het toeval of aan impulsief handelen van enkelingen overgelaten. Syrië vormt veelal de uitvalsbasis voor acties en Brussel fungeert, binnen Europa, als een soort operationeel centrum; ook voor de Parijse aanslagen. Zie, bijvoorbeeld, de rol van Mohamed Bakkali (p. 293 ev.) bij verschillende aanslagen. De rol van dergelijke min of meer onzichtbare ‘facilitators’ is essentieel. Begrijpelijk dus dat ze terecht staan – vaak zowel in Parijs als in Brussel – en dat ze vaak tot zware straffen worden veroordeeld, al hebben ze zelf niet gemoord (hoofdstuk 16).
Radicalisering en gevangenschap
Dadergroepen van de vele aanslagen vertonen (personele) overlap. Bij het Parijse proces komen bijvoorbeeld ook daders van de aanslagen op het Joods Museum in Brussel en op de Thalys en van een geplande, maar niet uitgevoerde aanslag op Schiphol in beeld en hun helpers (o.a. p. 185). Daders hebben ook veel gemeen. Ze komen vrijwel altijd uit kansarme milieus en hebben vrijwel zonder uitzondering eerder zware commune delicten gepleegd: bankovervallen, straatroof, drugsdelicten, moord of doodslag. Vaak radicaliseren ze pas relatief laat in hun leven en speelt gevangenschap – vanwege ‘gewone’ delicten – een belangrijke rol. Groepsleden leren elkaar daar kennen en beïnvloeden elkaar vaak sterk.
‘Het is een proces dat we nog niet echt kunnen begrijpen of verklaren’
Opvallend en zeker ook verontrustend is dat veel terroristen de vluchtelingenstroom vanuit Syrië als dekmantel gebruiken om naar West-Europa terug te keren (o.a. p. 185). Uitreizigers naar Syrië liegen, als ze gepakt worden of later, vrijwel zonder uitzondering over wat ze daar gingen doen: ‘in de verpleging helpen of een ziek familielid bezoeken’ (o.a. p. 210 en 259). Wat de daders ook bindt, is hun bereidheid om op vrijwel ongekende schaal extreem geweld te gebruiken tegenover volstrekt willekeurig gekozen burgers. Vaak – niet altijd – offeren ze daar ook hun eigen leven bij op. Dergelijke extreme vormen van radicalisering – die doen denken aan de Japanse kamikaze vliegers uit WOII – zijn vrij uniek; ook voor terroristen. Het is een proces dat we nog niet echt kunnen begrijpen en verklaren. Dat maakt het voorkomen van aanslagen of het deradicaliseren van mogelijke plegers er niet gemakkelijker op.
Machteloos
Proactief zijn veiligheidsdiensten vrijwel machteloos. Ze zoeken naar een speld in een hooiberg: naar die enkele geradicaliseerden die, te midden van vele andere ook geradicaliseerden, uiteindelijk tot extreem geweld geneigd zijn. Reactief – na een terreurincident – lukt het vaak juist wel om snel zicht en greep te krijgen op de organisatie achter een aanslag. Het door Ponsaers beschreven Parijse proces laat dat overduidelijk zien. Bij het ontrafelen van de terreur helpt het dat vaak sprake is van hechte en elkaar overlappende netwerken, van familiebanden, van personele overlap tussen terreurcommando’s of van een zekere hiërarchische ordening. Die snelle ontmanteling achteraf van terreurgroepen leidt bij velen tot onbegrip.
Waarom kon dat niet eerder? Waarom kon een aanslag niet ‘gewoon’ voorkomen worden? Toch is het, helaas, maar al te logisch dat terugredeneren en -rechercheren na een incident mogelijkheden biedt, die proactief juist ontbreken (zie bijv. p.153).
Sociaal proces
In zijn slothoofdstuk komt Paul Ponsaers tot de conclusie dat radicalisering vooral een sociaal proces is. Religie kan daarbij een belangrijke rol spelen maar is geen noodzakelijke voorwaarde. Zeker zo belangrijk zijn criminele antecedenten, betrokkenheid bij de strijd in Syrië, groepsdruk en ‘het gevoel niets te verliezen te hebben in eigen land’ (p.348).
Een boek als dit is geen opwekkend leesvoer. De ongekende wreedheid van sommigen doet denken aan de duisterste kanten van WOII. Nog steeds blijken ‘gewone’ mensen tot bizarre misdrijven te bewegen. Niets nieuws, zou je bijna zeggen, na wat Hannah Arendt over het Eichmann proces schreef; over de banaliteit van het kwaad.
‘Zullen we ooit begrijpen wat deze mensen drijft?’
Toch is het goed dat Ponsaers al deze verschrikkingen en hun daders zo gedetailleerd in beeld heeft gebracht. Om ooit te begrijpen wat mensen drijft, zullen we eerst in beeld moeten brengen wat ze gedaan hebben, wie de daders zijn en hoe ze zo ver gekomen zijn; hun biografieën. Misschien dat dat, net als de juridische waarheid, niet de volledige waarheid is. Maar het is wel een waarheid die bijdraagt aan beter begrip van wat anders, al te gemakkelijk en te gemakzuchtig, alleen maar als waanzin wordt weggezet. ‘Strafrecht als leerproces voor de toekomst’ (p.358).
Bibliografie
[1] Paul Ponsaers, Het terreurproces van Parijs. Antwerpen/ ’s Hertogenbosch: Gompel & Svacina, 2022. 377 blz.
Elke Devroe
Hoofdredacteur Cahier Politiestudies zegt
Een heel treffende recensie over een indrukwekkend naslagwerk. Het hoofdstuk dat over de slachtoffers handelt is bijna niet te lezen en grijpt je recht naar je keel. Maar de auteur heeft wel gelijk. Het moet zo in detail beschreven worden om de gruwel te begrijpen en te verstaan wat deze koelbloedige daders drijft, in de hoop ooit op een preventiestrategie te stuiten die echt werkt…