Misschien past het wel bij de bescheidenheid en verlegenheid die de man eigen was dat Jan de Koning nu min of meer in de vergetelheid is geraakt. Alom bekend als bijvoorbeeld Den Uyl, Wiegel, Van Agt of Lubbers was hij nooit. Toch heeft Jan de Koning als partijpoliticus voor de Anti Revolutionaire Partij (ARP) – een van de partijen die in het CDA is opgegaan – en als minister van achtereenvolgens Ontwikkelingssamenwerking, Landbouw en Sociale Zaken een buitengewoon belangrijke rol gespeeld in de landelijke politiek, in de jaren zeventig tot negentig van de vorige eeuw. Zo blijkt uit Als het niet kan zoals het moet … Jan de Koning. Een Biografie.
Als geen ander heeft Jande Koning eraan bijgedragen dat de ARP uiteindelijk en na heftig intern debat (p. 170 ev.) toch opging in het CDA. Maar hij heeft ook Ontwikkelingssamenwerking, als opvolger van Jan Pronk, verder op de kaart gezet. (hoofdstuk 8). Goed dus dat Peter Bootsma de moeite heeft genomen om over hem een uitgebreide biografie te schrijven[1]. Het is goed omdat De Koning daarmee alsnog de plaats in de Nederlandse politieke geschiedenis krijgt, die hij verdient. Maar het is ook goed omdat Bootsma daarmee een bijdrage levert aan het documenteren van een belangrijke periode uit de Nederlandse politieke geschiedenis. De roerige periode van het kabinet Den Uyl, van het tweede kabinet Den Uyl, dat er nooit kwam, van het CDA dat er wel kwam (maar met grote moeite) en van de kabinetten Van Agt en Lubbers.
Diplomatieke vaardigheden
Wie de moeite neemt om deze biografie te lezen krijgt – wat de politiek-bestuurlijke kant betreft – veel inzicht in wat zich allemaal achter de schermen afspeelde. Bijvoorbeeld de ‘grote ellende’ (p.155) toen enkele vooraanstaande ARP-politici, als Boersma en De Gaaij Fortman, op persoonlijke titel toetraden tot het kabinet Den Uyl. Vooral (oud)premier Barend Biesheuvel verzette zich daar met hand en tand tegen. Het was in niet geringe mate aan de bemiddelende vaardigheden van De Koning, toen partijvoorzitter, te danken dat een scheuring daarover in de ARP op het nippertje werd voorkomen.
Datzelfde herhaalde zich rond het besluit over toetreding van de ARP tot het CDA-in-oprichting – ‘spartelend het CDA in’ (p. 170) – toen vooral partijprominent Willem Aantjes dwarslag. Zonder De Koning’s diplomatieke vaardigheden zou het Nederlandse politieke landschap er nu wel eens heel anders uit hebben kunnen zien.
Tijdsbeeld
Voor liefhebbers van politieke biografieën, zoals ik, heeft Bootsma’s biografie ook nadelen. Het is immers veel meer dan een politieke biografie. Het is een boek waarin ook en heel uitgebreid – soms wel wat te uitgebreid – De Konings herkomst, opgroeien, persoonlijk leven en vroege carrière aan de orde komen. Zeker niet oninteressant als tijdsbeeld: verzetswerk, als soldaat naar toenmalig Nederlands-Indië, sociale geografie gestudeerd in Utrecht (waar hij zijn latere vrouw Molly leerde kennen) een loopbaan in Christelijke agrarische organisaties en langs die weg uiteindelijk in de politiek terechtgekomen. Het past allemaal binnen een biografie.
Maar Bootsma heeft wel een beetje de neiging te verdwalen op (relatieve) zijpaden. Zo gaat hij wel erg diep in op de verhoudingen en verwikkelingen bij sociale geografie. Nog dieper duikt hij in de vele liefdesbetuigingen van Jan en Molly over en weer (p. 80). Op den duur wilde ik wel geloven dat ze van elkaar hielden.
Overigens wel interessant – zeker voor die tijd – dat witte Jan uit een protestants milieu in Zwartsluis (zijn vader was er heel lang burgemeester) trouwde met gekleurde Molly met een Surinaamse achtergrond, die bovendien Rooms-Katholiek was. Zeker voor die tijd een ongebruikelijk voorbeeld van diversiteit!
Maar al met al moet de lezer wel even geduld hebben voordat hij of zij de periode bereikt die Jan de Koning, toen, wel enige landelijke bekendheid bezorgde als Kamerlid, partijvoorzitter, Europarlementariër en – maar liefst 12 jaar – minister op vier verschillende departementen. Wonderlijk eigenlijk dat hij dat allemaal aankon want zijn gezondheid liet, al vrij vroeg, serieus te wensen over (p.166). Het typeert zijn gedrevenheid dat hij het toch allemaal deed en vaak diverse functies combineerde.
Exponent van poldermodel
Overigens was gedrevenheid bij De Koning iets wezenlijk anders dan fanatisme. Hij was allesbehalve een scherpslijper. Integendeel. Hij was eerder een uitgesproken exponent van wat later het poldermodel is gaan heten. Iemand die zich terdege bewust was dat er in de politiek, ook op het hoogtepunt van de naoorlogse verzuiling, compromissen moesten worden gesloten. Hoewel de grote christelijke partijen – KVP, ARP en CHU – in die tijd over veel Kamerzetels konden beschikken, moesten ze toch coalities aangaan met andere, niet-confessionele partijen als VVD of PvdA om tot stabiele meerderheidskabinetten te komen. Dat vergde onderhandelen, compromissen sluiten, water bij de principiële, vaak religieus gekleurde, wijn doen.
Jan de Koning hoefde zich daarvoor geen geweld aan te doen. Integendeel. Hij was een geboren ‘polderaar’. Mede daardoor kon hij zich ontwikkelen tot een van de invloedrijkste politici van zijn tijd. Deze biografie van Jan de Koning is mede daarom tegelijkertijd voor een deel ook een beknopte geschiedenis van een roerige periode in de Nederlandse samenleving en politiek.
Informateur
Zijn op compromissen en samenwerking gerichte houding kwam hem ook goed van pas in zijn rol van informateur. Die rol speelde hij in 1981 samen met Ruud Lubbers. Het (onzalige) kabinet Van Agt/ Den Uyl dat zij formeerden zou het minder dan een jaar volhouden (p. 203 ev.).
Beter verging het het kabinet Lubbers II, waar De Koning in 1986 als enige informateur vorm aan gaf. In dat kabinet werd hij voor de derde keer minister; nu van Sociale Zaken. Daarnaast deed hij er de Antillen ‘bij’ (p. 235) een portefeuille die, in die periode, meer aandacht vroeg dan vooraf ingeschat. Bestuurlijke duizendpoot als hij was, verruilde hij in 1987 tijdelijk Landbouw voor Binnenlandse Zaken om de zieke minister Cees van Dijk te vervangen.
Vat vol tegenstrijdigheden
Ken ik Jan de Koning, na het lezen van deze biografie, beter dan daarvoor? Het is een moeilijk te beantwoorden vraag. De Koning deed me uiteindelijk vooral denken aan een gedicht van Henriëtte Roland Holst over ‘de zachte krachten (die) zullen winnen’. Een politiek bestuurder die met zachte hand, Hollandse nuchterheid en weinig druktemakerij veel bereikte. Maar toch ook een beetje een Machiavelli, een machtspolitieke ritselaar – typerend voor het CDA van die tijd – die de tijdgeest goed aanvoelde en achter de schermen het meest bereikte. En ook iemand die door zijn geloof werd gedreven maar tegelijkertijd van zichzelf zei dat hij niet “zo gek veel beginselen” had (p. 231).
Een politicus en bestuurder, tenslotte, die het meer van persoonlijke invloed dan van formele macht moest hebben (p. 264). Kortom: een vat vol tegenstrijdigheden; iemand waar je niet snel echt greep op krijgt. Ook Bootsma is dat uiteindelijk toch maar ten dele gelukt. Maar in ieder geval wel een heel interessant iemand, die veel invloed heeft gehad in Nederland. Iemand die een biografie als deze dan ook ten volle waard is.
Voetnoten
[1] Peter Bootsma, Als het niet kan zoals het moet … Jan de Koning. Een Biografie. Boom: 2023. 303 pagina’s.
Geef een reactie