Met het Oxford Handbook of Dutch Politics presenteert de wetenschap van de Nederlandse politiek zich aan de buitenwacht.[1] Het beoogt een breed en veelomvattende state of the art overzicht te bieden van de wetenschappelijke kennis van de politiek in ons land. Maar liefst 82 politicologen, bestuurskundigen, sociologen, economen, juristen en historici van diverse generaties hebben samengewerkt om 47 hoofdstukken te produceren. De hoofdstukken zijn aangenaam kort, 16 tot 17 pagina’s, maar tezamen levert dat met 838 pagina’s een dik boek op. Het is ook in kwalitatief opzicht een monumentaal boekwerk. Niet onbelangrijk: ik heb het met veel plezier gelezen.
De onderwerpen worden steevast in historisch en in vergelijkend perspectief geplaatst, uiterst waardevol voor het goede begrip. Door deze lenzen krijg je het beeld inderdaad zo scherp mogelijk. Zo weten we bijvoorbeeld niet alleen dat het aantal gemeenten de laatste 70 jaar is gedaald van 1000+ naar 342, maar ook dat het gemiddeld aantal inwoners per gemeente hier vijf keer hoger is dan in de OECD-landen, en maar liefst tien keer zo hoog als binnen de EU (p. 160). De systematische aandacht voor beide perspectieven is (afgaande op de inhoudsopgaven) niet aanwezig in de andere Oxford Handbooks over nationale politiek. Binnen die reeks steekt ‘ons’ handboek gunstig af.
Oude liefde
Aan het begin van mijn loopbaan ben ik docent Nederlandse politiek geweest aan (toen nog) de Katholieke Universiteit Nijmegen. Dit handboek gaat over dezelfde materie maar dan veertig jaar later. Mijn bespreking is daarmee een nieuwsgierige hernieuwde kennismaking met een oude liefde (die ik niet helemaal uit het oog verloren was).
Het boek bestaat uit zes delen. Deel 1 is (pp. 25-90) is gewijd aan historische perspectieven op de Nederlandse politiek en op de politicologie, op basis van het gedachtengoed van Arend Lijphart (geb. 1936) en Hans Daalder (1928-2016), die met hun geschriften over verzuiling, pacificatie en consociationalisme vanaf de jaren zestig de grondsteen hebben gelegd. Voor mij bekende stof, maar met welkome updates. Verrassend en hoogst merkwaardig is evenwel de stelling dat de Nederlandse staat omstreeks 1800 tot stand is gekomen (p. 26). Daalder zelf houdt het (overtuigend) op 1549, dus 250 jaar eerder.[2]
Trias Politica
Deel 2 (pp. 91-158) behandelt de Trias Politica in Nederland. De vier hoofdstukken, over plaats, rol en betekenis van de monarchie (voor het eerst!), het parlementair stelsel, de rechterlijke macht (inclusief relatiecrisis; 131), en de uitvoerende macht beschouw ik als must-reads. Verplichte kost voor ieder die zich met politiek, democratie en rechtsstaat bezighoudt of zich daarvoor interesseert. Voor mijn gevoel hoort ook hoofdstuk 21 (pp. 351-367) over burgerschap in dit deel thuis: wie vormen en vormden de demos in de Nederlandse politiek, en vooral, wie werden/worden wel als onderdaan beschouwd maar niet als burger?
Wie werden/worden wel als onderdaan beschouwd maar niet als burger?
Bestuurslagen
Deel 3 (pp. 159-224) gaat over politiek op de verschillende bestuurslagen, inclusief de Europese, en de Caribische rijksdelen. Zonder uitzondering goede overzichten. Niet echt nieuw natuurlijk, maar nu nader ingevuld, gespecificeerd en bij de tijd gebracht. Ook hier historie en vergelijking. Bijvoorbeeld, zowel gemeenten als provincies scoren op autonomieschalen in de Europese middenmoot (160, 194). De omvang van de gemeenteraad varieert met de bevolkingsomvang op een vaste meterschaal tussen de 9 en 45 zetels die in 1896 is bepaald, ondanks bevolkingsgroei (van 5 naar 18 miljoen) en herindelingen. De Tweede Kamer heeft sinds 1956 150 zetels, en is daarmee het verhoudingsgewijs kleinste parlement van Europa (108). Volgens een breed aanvaarde politicologische norm zouden het er nu 262 moeten zijn.[3]
In dit deel ook aandacht voor de bestuurslaag die eigenlijk niet bestaat maar er wel is, de regio (pp. 178-191), en de bestuurslaag die welbeschouwd de oudste is maar vaak over het hoofd wordt gezien (pp. 192-208). Zeer welkom allebei.
Ook de EU heeft hier haar plaats gekregen. Als buitenacademisch politicoloog verbaast het mij dat geen aandacht wordt besteed aan het percentage wet- of regelgeving dat vanuit Brussel afkomstig is. Dit is een percentage dat regelmatig in politieke propaganda en discussies naar voren wordt gebracht (en dan zwaar wordt overdreven). Omstreeks 2010 werd het door politicologen geschat op 12,5 procent.[4] Is dit cijfer ongewijzigd gebleven, of wordt het niet langer relevant bevonden? Elders in het boek wordt overigens gemeld dat dit percentage verder is gestegen, op een enkel beleidsterrein tot bijna 50 procent (551).
Samenleving en politiek
Deel 4 (pp. 245-386) gaat over de relatie tussen samenleving en politiek, en is het domein van vakgenoten die beschikken over grote datasets en het vernuft om hier relevante kennis uit te destilleren. Wie NKO en SCP/COB volgt, vindt het terrein al wat bekender. Bevreemdend is ‘that religion still forms the single most important social predictor of vote choice in most elections’ (pp. 271). Elders lijkt dit te worden tegengesproken (429). Feit is dat confessionele partijen (incl. Denk) samen momenteel slechts 14 Kamerzetels hebben. Hoe valt een en ander te rijmen?
Welkom is zeker ook het onderscheid tussen verschillende niveaus of objecten van politiek vertrouwen bij de samenleving (p. 303): steun voor democratie als stelsel (over de laatste 25 jaar 95-100 procent), steun voor hoe democratie in concreto werkt (65-80 procent), vertrouwen in het parlement (50-70 procent) en vertrouwen in de regering (40-70 procent). Het is natuurlijk de vraag of deze cijfers op dit niveau blijven (p. 310).
Ik hoop dat dit onderscheid ingang vindt bij de media en het ‘commentariaat’. Er is meer steun voor democratie dan soms te horen of te lezen valt. Met Pim Fortuyn maakte het populisme zijn definitieve opwachting in de Nederlandse politiek, na zijn dood blijkt Wilders de voornaamste erfgenaam. Opvallend in het hoofdstuk hierover is dat er veel aandacht is voor partijen, hun leiders en hun opvattingen maar niet aan hun kiezers: wie vormen in de praktijk het volk dat zich zo verzet tegen ‘de’ (corrupte, progressieve, grootstedelijke) elite?[5] Ook heel jammer is dat de schrijvers niet (zoals anderen wel hebben gedaan) de kans hebben gegrepen om nog aandacht te schenken aan de jongste verkiezingsuitslag en, nota bene, de daaropvolgende historische doorbraak naar de regering. Nu blijft het beeld hangen van een eeuwige oppositie zonder bestuurlijke verantwoordelijkheden.
Ons kiesgedrag is na dat van Italië en Frankrijk het meest volatiel van Europa
Politieke processen
Deel 5 (pp. 387-610) behandelt politieke processen. Voor politicologen zijn de hoofdstukken over het kiesstelsel, kiesgedrag, partijstelsel, en coalitiepolitiek essentieel. Wederom met terugblik en vergelijking. Het zijn klassieke onderwerpen die opnieuw worden belicht vanuit nieuw onderzoek en nieuwe inzichten: verplichte kost voor opleidingen en professionele bijscholing. Ons kiesstelsel is ‘highly’ tot ‘extreme’ evenredig (passim), ons kiesgedrag is na dat van Italië en Frankrijk het meest volatiel van Europa (p. 423), we zijn het enige land waar sinds jaar en dag na verkiezingen altijd tenminste een partij doorregeert in de nieuwe coalitie, ook al is die van een andere signatuur (zoals actueel de VVD, p. 449).
Er is nog steeds aandacht voor campagnevoering (403-419), maar die is uitgebreid met aandacht voor strategisch positioneren en manoeuvreren van partijen en (dankzij nieuwe media) individuele politici in de inmiddels tweedimensionale politieke ruimte. De diplomademocratie is bevestigd (p. 521, ook p. 566). Dat geldt ook voor de ‘privileged position of business’ (Lindblom) bij de belangenvertegenwoordiging (pp. 559-575).
Twee categorieën die voorheen tot de achtergestelde minderheden werden gerekend, zijn inmiddels meer dan evenredig in de Nederlandse politiek aanwezig: mannelijke homo’s en Turks-Nederlandse vrouwen (p. 505).
Ik ben erg onder de indruk van het hoofdstuk over agenda setting: hoe komt het dat de politiek zich bezighoudt met waar ze mee bezig is, en hoe wordt dat beïnvloed? In dit hoofdstuk valt te lezen hoe in de politiek het ‘spel tussen de linies’ wordt gespeeld (pp. 543-558).[6] In dit deel had ook het hoofdstuk over non-electorale ‘talk-centric’ burgerparticipatie een plaats mogen krijgen (nu 797-816). Het participeren van burgers buiten verkiezingen om is immers een politiek proces, en bovendien een dat in 30 jaar alsmaar niet tot bloei wil komen. Kan het niet, mag het niet, wil men niet (vgl. p. 617), of is er geen behoefte aan? Het antwoord laat nog op zich wachten (p. 808).
Besturen
Deel 6 (pp. 611-816) behandelt het besturen van Nederland. Na een magnifiek algemeen overzichtshoofdstuk (pp. 611-627), wederom een must-read, volgen tien hoofdstukken waarin evenzovele beleidssectoren worden besproken. Steeds weer met terugblik en meestal ook vergelijking. Vooral van belang voor terzake geïnteresseerden. Meer algemeen valt de internationalisering van de laatste 25 jaar op, met name via EU en OECD. Verder de (groeiende?) institutionele complexiteit (p. 664, p. 681) en de twijfel aan de impact van veel beleid (pp. 659-661, p/ 674, p. 706). Effectief beleid is eerder regel dan uitzondering, vaak als gevolg van uitvoeringsproblemen (p. 617, p. 620, p. 710, p. 713).
Opvallend aan het hoofdstuk over het onderwijsbeleid (pp. 664-678) is dat het hoger onderwijs geen aandacht krijgt, wat ook geldt voor het dalend kennis- en vaardigheidsniveau in het primair en secundair onderwijs, zoals naar voren komend in Inspectierapporten en internationale PISA-scores. Mij lijkt dat je deze wel mag relativeren maar niet mag negeren.
Ronduit irritant is dat de (ook internationaal) opzienbarende crisis rond ‘het stikstofkaartje’ verkeerd wordt weergegeven (p. 702). Het kaartje stond níet in het rapport van de Commissie-Remkes uit 2020 maar in een LNV-beleidsnotitie van juni 2022. Alleen zo is ook te begrijpen dat Remkes vervolgens als gespreksleider kon worden ingeschakeld en daarmee succes kon hebben. Maar dit is een uitglijder. De algemene conclusie voor dit deel luidt: ‘Al decennia behoort Nederland consequent tot de top van de mondiale ranglijsten van prestaties van de publieke sector. Het is duidelijk dat Nederland iets goed doet in de manier waarop het zichzelf bestuurt en in de manier waarop het overheidsbeleid kiest en uitvoert. Maar toch, vooral in de afgelopen jaren, hebben toenemende sociale ongelijkheden, politieke impasses over kritieke hervormingsuitdagingen, en opvallende beleidsmislukkingen met dramatische gevolgen voor de betrokken burgers, ernstige vragen opgeroepen over de manier waarop Nederlandse regeringen overheidsbeleid voeren’ (p. 618, mijn vertaling).
Referentiewerk
Al met al is dit een lovende bespreking geworden. Niet uit opzet, wel als uitkomst. Het kan niet anders of dit boek is voor de komende jaren het referentiewerk voor wie over Nederlandse politiek wil schrijven, in buiten- en binnenland. Het vormt, met andere woorden, het politicologisch equivalent van de Dikke Van Dale.
Echter, de ‘Dikke Politicoloog’ is even monumentaal als onbetaalbaar. De hardcover moet 200 euro of meer kosten, de e-bookversie ook nog altijd meer dan 100 euro. Voor de particulier zal dit al snel te hoog zijn, mogelijk ook voor niet-academische bibliotheken. Jammer. Zo bereikt het niet het publiek dat dit boek zeker verdient.
Voetnoten
[1] Sarah de Lange, Tom Louwerse, Paul ’t Hart and Carolien van Ham (eds.),(2024), The Oxford Handbook of Dutch Politics. Oxford (838 blz.), 2024.
[2] H. Daalder (1990) Politiek en Historie, Amsterdam, 24. Zie ook J.I. Israel (1995) The Dutch Republic. Its Rise, Greatness and Fall 1477-1806. Oxford, 40 en 64.
[3] Taagepera’s derdemachtswortel uit de bevolkingsomvang, (https://en.wikipedia.org/wiki/Cube_root_law).
[4] Breeman, G. & A. Timmermans (2012) Myths and Milestones: The Europeanization of the Legislative Agenda in The Netherlands. In: Brouard S., O. Costa & Th. König (ed.) (2012,) The Europeanization of domestic legislatures. The empirical implications of the Delors’ Myth in nine countries. New York, 206-237. Bovens M. & K. Yesilkagit (2010) The EU as Lawmaker: The Impact of EC-directives on National Regulation in The Netherlands. Public Administration. Vol. 88, 57-74.
[5] Het antwoord van ten dele dezelfde schrijvers is te vinden in het NKO 2023 (hoofdstuk 7).
[6] Savelsbergh, G. (2009) Tussen de linies spelen (oratie VU).
Ferdinand Mertens
gepensioneerd zegt
Dank voor de informatieve bespreking! (en de groetjes)
Arend Geul
Pensionado zegt
Dag Ferdinand, dank voor je complimentje. Heel speciaal om die van iemand als jij te mogen ontvangen. Groet, AG
PS. Ik zie je reactie pas zojuist, vandaar de ‘vertraging’