Gisteren kwam de Raad voor de financiële verhoudingen met het advies Eerst de politiek, dan de techniek. Daarin pleit de raad voor aanpassingen aan de Financiële-verhoudingswet om het vertrouwen in de financiële verhoudingen te kunnen behouden. Doel is een transparant systeem waarmee gemeenten hun werk goed kunnen doen. Voorzitter van de directieraad van de VNG Jantine Kriens reageert.
Spelregels voor toekomstbestendige financiële verhoudingen, dat is de subtitel van het rapport Eerst de politiek, dan de techniek dat de Raad voor de financiële verhoudingen 11 januari presenteert. In dit geval dekt deze subtitel de lading misschien nog wel beter dan de ‘kop’. Dat de ‘oude spelregels’, zoals neergelegd in de Financiële-Verhoudingswet (Fvw) en die alweer twintig jaar oud zijn, niet meer goed werken hoef ik niet uit te leggen. Twintig jaar is in politiek en bestuur een ‘eeuwigheid’ en zeker nu er de laatste jaren onder andere door de decentralisatie in het sociale domein grote veranderingen hebben plaatsgevonden. Die raken aan de verhouding tussen het rijk en de gemeenten in bestuurlijke maar óók in financiële zin. Dus zijn er ‘nieuwe spelregels’ nodig, en niet weer even ‘hap-snap’, zoals helaas de laatste decennia te vaak is gebeurd, maar integraal én toekomstbestendig.
Hart
Want het is op dit moment een zooitje! Een heel belangrijke conclusie van dit rapport is dan ook, naast de constatering dat de oude systematiek niet meer voldoet, de dringende oproep de komende noodzakelijke aanpassingen als één samenhangend geheel te benaderen. Je kunt instrumenten niet los van elkaar zien! Het gaat om de samenhang der dingen. En het gaat er om eerst heldere politieke keuzes te maken en die, daarnà, van een goed, en dat is dus evenwichtige en toekomstbestendige, financieel fundament te voorzien.
‘Er zijn ‘nieuwe spelregels’ nodig, en niet ‘hap-snap’, zoals helaas de laatste decennia te vaak is gebeurd’
Dat is mij uit het hart gegrepen. Zo’n oproep is, in al zijn logica, toch niet overbodig. Het zijn politiek drukke tijden, met eerst een verkiezing en dan een formatie voor de boeg. Het ‘mooie’ van zo’n iedere vier jaar terugkerend moment is dat er juist direct na een verkiezing een grote noodzaak, maar ook een grote bereidheid, is om nieuwe afspraken te maken. Om zaken weer eens anders aan te pakken. Ook is er de verleiding om grootse gebaren te maken en grondige herzieningen in te zetten om deze nieuwe tijden te markeren. Dat brengt voor ons, voor de gemeenten, de kans met zich mee om de knelpunten in de financiële verhoudingen met het rijk, die groeien in aantal en in ernst!, op tafel te krijgen.
Daarbij moeten niet alleen de problemen van gisteren en vandaag worden opgelost maar zo mogelijk ook die van morgen worden voorkomen. Het brengt echter ook een aanzienlijk risico met zich mee dat, nog vóór het ‘oude beleid’ goed en wel is uitgekristalliseerd en geïmplementeerd en van een realistische financiering is voorzien, er weer nieuwe, wilde plannen komen. Plannen die, als we niet uitkijken van een ad-hoc financiering worden voorzien waarbij opnieuw niet helder is: wie betaalt en wie bepaalt?
Evenwicht
Het rapport Eerst de politiek, dan de techniek’, spelregels voor toekomstbestendige financiële verhoudingen, geeft duidelijke handvatten voor een gedegen bestuurlijke dialoog. Die dialoog is noodzakelijk om een goed evenwicht te bereiken, en daarnà te behouden, tussen bestuurslagen en tussen gemeenten onderling. Dat evenwicht is van cruciaal belang voor vertrouwen en continuïteit in de bestuurlijke verhoudingen. Dit is weer een noodzakelijke voorwaarde voor het behouden en waar nodig terugwinnen van het vertrouwen van burgers, wij bij de gemeenten spreken liever van bewoners, in het openbaar bestuur op alle niveau’s. Wat dan niet helpt is dat, zoals Trouw op 11 januari op de voorpagina zo krachtig formuleert, ‘de geldstroom tussen rijk en gemeenten een rommeltje is’ en ‘het rijk winkelt met andermans portemonnee’.
Meest recente voorbeeld van zo’n ‘rommeltje’ is de confrontatie tussen BZK en de gemeenten waarbij gemeenten het volstrekt onterechte verwijt gemaakt werd dat ze in 2015 fors hebben overgehouden op de uitgaven voor het sociaal domein. ‘1,2 miljard zou er op de plank liggen!’ Daarbij rekent BZK met hele andere cijfers dan de gemeenten en worden allerlei budgetten, vaak die van de ànder!, wel of niet meegeteld. Een duidelijker voorbeeld van de 2 administratieve werkelijkheden waar het Rijk en de gemeenten in leven is nauwelijks denkbaar. Gevolg is veel publicitaire ophef en dan natuurlijk ook reuring in de Tweede Kamer – die er strikt genomen niet meer over gaat.
Maatwerk
Vertrouwen en continuïteit in de bestuurlijke verhoudingen, dat is naar mijn idee de kern waar het om draait en waar dit rapport ons helpt om kritisch te kijken naar de huidige praktijk en naar hoe het beter kan en moet. Overigens zou ik het jammer vinden als we bij het opnieuw vormgeven van de verhouding tussen rijk en gemeenten alleen kijken naar de financiële vertaling daarvan in budgetten en geldstromen. Een logische consequentie van het lokaal beleggen van nationaal beleid is dat er ook verschillen gaan ontstaan in de praktijk. Nationaal beleid, waar in het parlement over wordt gesproken en men uiteindelijk met elkaar tot een compromis komt dat democratisch gedragen wordt, is gebaseerd op het verdelen van rechtvaardigheid.
‘Vertrouwen en continuïteit in de bestuurlijke verhoudingen, dat is de kern waar het om draait’
Lokaal beleid streeft vanzelfsprekend ook naar rechtvaardigheid maar gaat nadrukkelijk niet uit van gelijkheid maar juist van ‘maatwerk’. En dat is een mooie politieke vertaling van het begrip ‘verschil’. Dit is niet ‘eng’ of ‘onrechtvaardig’ maar gewoon besturen ‘dicht bij de burger’. Het is ook het logische gevolg van het feit dat nu al ruim 30 procent van de rijksmiddelen door de gemeenten wordt uitgegeven. En dat betekent strikt genomen dat die 30 procent ook onder de democratische controle van de gemeenteraden valt, die hun eigen college kritisch volgen en waar nodig bijsturen. Het parlement moet, en dat is wennen, ophouden de lokale democratie voor de voeten te lopen en moet de gemeenteraden series nemen. Anders lossen we, met de wijze adviezen van de raad voor de financiële verhoudingen, wèl het ‘financiële rommeltje’ op maar blijft het een bestuurlijk zooitje.
Geef een reactie