Ons land pronkt al jaren fier in de top 10 van rijkste en gelukkigste landen. Maar ontwikkelingen op het vlak van demografie, digitalisering, geopolitiek en duurzaamheid dwingen ons nu tot het zetten van fundamentele stappen. Dit is noodzakelijk opdat ook komende generaties in een gaaf land kunnen wonen. In de kern draait het om drie scharnierpunten: werk vanuit de bedoeling, focus op de toekomst en maak toekomstige waardecreatie inzichtelijk. Werk ook van buiten naar binnen, waarbij gestuurd wordt op eigen verantwoordelijkheid. Maar is onze beproefde poldercultuur wel het juiste instrumentarium om zo’n perspectiefrijke toekomstvisie te realiseren? En wat vraagt dat van het leiderschap in ons openbaar bestuur?
Top 10 rijkste en gelukkigste landen
Alle reden om onder die versierde kerstboom wat te somberen: oorlog in Oekraïne, terreur en vergelding in het Midden-Oosten of – dichter bij huis – de nasleep van de stikstofcrisis, toeslagenaffaire, gaswinning, woningtekort, asielcrisis. En dan hebben we het nog niet eens over zorgen over bestaanszekerheid en het alsmaar groeiende wantrouwen jegens ons eigen landsbestuur, ver weg van het toekomstdenken en optimisme.
We lijken dan te vergeten dat ons land het internationaal nog steeds goed doet. Dat we al jaren fier in de ’top 10′ pronken van allerlei internationale vergelijkingslijstjes van de rijkste en gelukkigste landen. Dit zou kunnen betekenen dat we ons te veel richten op specifieke situaties in plaats van op algemene trends. Kijk maar eens naar de voortdurend dalende kindersterftecijfers of naar het groeiend aantal mensen in de middenklasse dat de armoedegrens is ontstegen. Ook bij ons is er positief nieuws: volgens het CBS loopt slechts 4,4% van de huishoudens kans op armoede, het laagste niveau sinds 1977, toen men begon met inkomensmetingen.
Oók straks een gaaf land
Maar interessant is de vraag: hoe houden we dit niveau vast en hoe zorgen we ervoor dat ook komende generaties in een gaaf land kunnen wonen? Want ontwikkelingen op het vlak van demografie, digitalisering, geopolitiek en duurzaamheid dwingen ons nu tot het nemen van fundamentele stappen. In de kern gaat dit om drie scharnierpunten: werk vanuit de bedoeling, focus op de toekomst en maak toekomstige waardecreatie inzichtelijk. Werk ook van buiten naar binnen, waarbij je stuurt op eigen verantwoordelijkheid.
Als je een succesvolle verandering wilt doorvoeren, moet je een concreet langetermijndoel hebben en met alle betrokkenen een constructief gesprek voeren om dit te realiseren, zonder bij de eerste tegenwind te vluchten in een nieuw plan. Kijk maar naar de succesvolle wijze waarop we ons Deltaplan hebben vormgegeven. Waarom doen we dat dan niet voor de ‘BV Nederland’? Waarom blijven we ons op dat niveau voortslepen van de ene affaire naar de andere, waarin het lijkt alsof we onszelf laten gijzelen door de waan van de dag, met een hoog micromanagementgehalte, resulterend in een onnodige complexiteit, zonder een hoopvolle en inspirerende toekomstvisie?
Patstelling en verlamming
Hoe doorbreken wij deze patstelling? Leidend tot verlamming en stilstand. Om dan te vluchten in een ‘nieuwe bestuurscultuur’ of ‘open overheid’ – zonder een beeld van te hebben van onze toekomst. Laat staan van de wijze waarop die waardecreatie straks wordt gegenereerd.
Onlangs viel m’n oog op een rapport – samengesteld door denktank DenkWerk – wat perfect verwoord wat er aan de hand is, waar het probleem zit én hoe we eruit kunnen komen: ‘Nederland in beweging, een toekomstvisie en beleidsprioriteiten’. Vooral doordat men focust op de toekomst én keuzes maakt die dat vereist. Met als belangrijkste vraag: is onze beproefde poldercultuur het juiste instrumentarium om zo’n perspectiefrijke toekomstvisie gefikst te krijgen? Want voor veel van onze grote opgaven op taaie thema’s als klimaat, energie, woningbouw en mobiliteit is de probleemanalyse wel helder. En het bedenken van oplossingen lukt ook. Tóch wordt weinig actie ondernomen. Waarom toch, wat zijn die oorzaken van de huidige staat van verlamming dan? Wat vinden de DenkWerk-professionals?
Al pratende komen we tot een besluit
a) Politieke versplintering
In onze Tweede Kamer zien we een breed scala aan fracties, wat de vorming van een regering bemoeilijkt en leidt tot strikte regeerakkoorden. Dit resulteert echter ook in zwakke compromissen en onnodige complexiteit, wat een gebrek aan daadkracht en trage, ingewikkelde implementatieprocessen veroorzaakt. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het dossier rondom rekeningrijden.
b) Allocatieproblemen
Elke vierkante meter in Nederland is al toegewezen, wat betekent dat elke beslissing over ruimtelijke indeling leidt tot langdurige discussies. Dit is goed te zien aan de moeizame realisatie van de ambitie om vóór 2030 een miljoen woningen te bouwen.
c) Verkokering
Veel grote vraagstukken hebben een interdepartementaal karakter. De huidige structuur van ministeries en de beperkte samenwerking tussen verschillende ketens zorgen ervoor dat deze vraagstukken niet voldoende in samenhang worden aangepakt. Neem het voorbeeld van migratie: asielmigratie valt onder Justitie en Veiligheid (J&V), arbeidsmigratie onder Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), studiemigratie onder Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en huisvesting onder Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Er is beperkte samenwerking en weinig overkoepelende regie, wat resulteert in een gebrek aan een samenhangend, langetermijn migratiebeleid.
d) Overleg met gevestigde belangen
Hoewel het betrekken van gevestigde belangen bij besluitvorming tot aan de laatste fase leidt tot minder maatschappelijke onrust, maakt het het proces ook tijdrovend, defensief en weinig toekomstgericht. De neiging om specifieke uitzonderingen in regelgeving vast te leggen, resulteert in complexe compensatiemaatregelen, wat bestuurlijke inefficiëntie en kortzichtigheid in de hand werkt. Toekomstige winst wordt daardoor vaak opgeofferd voor huidige kosten. Een twijfelachtig voorbeeld hiervan is de complexe implementatie van digitale gegevensuitwisseling in de zorgsector.
Tot slot is er nog een aspect: onze focus ligt te veel op het verleden. Dit wordt geïllustreerd door de aandacht die parlementaire enquêtes vergen. Deels ligt hier een oplossing: een betere balans vinden tussen ‘toen’ en ‘straks’.
Een daadkrachtige overheid
Ten eerste, het aanpakken van politieke versplintering. Dit kan praktisch worden opgelost door parlementsverkiezingen in twee rondes te organiseren.
Ten tweede, het aanstellen van transitieministers. Deze ministers krijgen de algehele verantwoordelijkheid over de belangrijkste beleidsprioriteiten, waardoor hun bevoegdheden die van de bestaande ministeries overstijgen. Zij zijn verantwoordelijk voor het toewijzen van mensen en middelen in lijn met hun specifieke beleidsprioriteiten. Deze transitieministeries zijn verantwoording schuldig aan het parlement vanuit het kabinet voor de succesvolle uitvoering van hun beleid. Bijvoorbeeld, een transitieminister voor ruimte zou integraal verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het masterplan voor ruimtelijke ordening.
Ten derde, het actief invullen van de rol van transitieregisseur. Dit staat in contrast met het Nederlandse model van pragmatisch polderen. Het is algemeen bekend dat systeemveranderingen regie vereisen. Dit blijkt uit de recente herstructurering van ons pensioenstelsel, een compromis na 15 jaar van polderen, en de beperkte vooruitgang in verkeersveiligheid ondanks talloze ambities (zoals het initiatief ‘maak een punt van 0’). Een ander voorbeeld is hoe de Deltacommissaris de regie voert over onze waterveiligheid, of hoe het Ministerie van Economische Zaken leiding geeft aan de ontwikkeling van windparken op de Noordzee.
Leiderschap van ons openbaar bestuur
Professionals die, in opdracht vanuit de politiek, de regie nemen om in cocreatie met deskundigen uit de 4 O’s (overheid, bedrijfsleven, onderwijs/kennisinstellingen en omgeving) die stip op de horizon concretiseren. Denk aan een soort ‘NL2040’, met duidelijke ambities, principes en prioriteiten, ondersteund door inspirerende voorbeelden. Dit resulteert in een veelbelovend perspectief gericht op het gezamenlijke hogere doel van het creëren van toekomstige waarde voor ons land. Een inspirerend voorbeeld hiervan is de aanpak gepresenteerd door Johan Remkes in het najaar van 2022 (‘Wat wél kan: uit de impasse en een aanzet voor perspectief’)
Leidende rol
Juist dít leiderschap vraagt om vaardigheden en kennis die nu onvoldoende beschikbaar zijn. Wat vraagt om investeringen in professionals met wijsheid, visie én lef waarmee de overheid weer een leidende rol durft te nemen. Om zo te komen tot een toekomstvisie met duidelijke beleidsprioriteiten waarop de gehele samenleving (zowel overheid, maatschappelijke organisaties als burgers en ondernemers) zich kan richten. DenkWerk adviseert te focussen op de volgende vijf prioriteiten:
1. Creëren van ruimte en investeren in fysieke leefomgeving
Het is momenteel zo dat tweederde van ons landoppervlak wordt ingenomen door de agrarische sector. Het aandeel van de primaire landbouw in het bruto binnenlands product (BBP) is 1,5%, wat betreft werkgelegenheid is het 2%, maar het draagt wel bij aan 60% van de stikstofuitstoot. Daarnaast wordt 16% ingenomen voor wonen, werken, mobiliteit en energie-infrastructuur en het restant door natuur- en recreatiegebied. Deze verdeling lijkt niet evenredig en onlogisch. Er is duidelijk behoefte aan ruimte voor bebouwing en natuur. Dit betekent dat de agrarische sector ruimte moet vrijmaken. Dit is ook in lijn met een toekomstvisie voor de landbouw: een focus op duurzaamheid, circulariteit en het gebruik van korte ketens.
2. Transitie naar een hoogwaardige, schone economie
Het is tijd om te bewegen naar een vernieuwde economie die past bij een dichtbevolkt, hoogopgeleid land. Nederland moet afscheid nemen van activiteiten met lage toegevoegde waarde (denk aan veehouders) en activiteiten met een hoge toegevoegde waarde (bijvoorbeeld complexe technologische activiteiten zoals halfgeleiderindustrie en betaalsystemen) juist op- en uitbouwen. Vanuit een duidelijke strategische sturing op economische activiteiten.
3. Ontwikkelen van een goed opgeleide (beroeps)bevolking
De succesvolle transitie van onze economie vereist aanzienlijke investeringen in mensen. Dit begint bij het basis- en middelbaar onderwijs, waarvan het kwaliteitsniveau al jaren afneemt en hierdoor ongelijkheid in de samenleving bevordert. Dit patroon moet worden omgekeerd door te investeren in voorschoolse educatie, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Daarnaast is grootschalige omscholing en bijscholing essentieel om deze economische transitie te ondersteunen. Verder is een gericht migratiebeleid nodig om de juiste arbeidskrachten aan te trekken.
4. Versterken van sociale weefsel
In delen van de samenleving heerst een gevoel van onbehagen. Wat wordt versterkt door de gevoelde onbeheersbaarheid van digitalisering, globalisering, migratie en klimaatproblematiek. Centraal staat het terugwinnen van grip of controle over je leven. De verschillen tussen mensen – tussen de have’s en have not’s – is meer dan een derde. Dat betekent versterken en versimpelen van het sociale vangnet, vergroten van burgerparticipatie via burgerraden en referenda én het versterken van de sociale verbinding tussen verschillende groepen in de samenleving.
5. Terugbrengen naar de grenzen van een leefbare aarde
Hierbij gaat het om drie transities tegelijkertijd: voedseltransitie, energietransitie én materiaaltransitie. Langs een drietal hefbomen: technologisch, gedrag én herstel. Nederland kan focussen op het verstevigen van de wereldleidende positie in voedseltechnologie, het stimuleren van gedragsverandering naar duurzame consumptiepatronen en het opbouwen van een wereldleidende positie in klimaat- en natuurherstel.
Mijn cri de coeur
Ik heb nu al ongeveer twintig jaar gewerkt als ambtenaar en in die tijd heb ik me gespecialiseerd in netwerkleiderschap. Dit houdt in dat ik veel ervaring heb opgedaan in het bevorderen van samenwerking tussen verschillende partijen, vooral als het gaat om complexe vraagstukken. Een goed voorbeeld hiervan is mijn recente deelname aan de podcast Het moet weer anders met ondergetekende, waarin we spraken over de noodzaak van samenwerking binnen de overheid en met relevante stakeholders om een gezamenlijke toekomstvisie te ontwikkelen.
Dit principe van samenwerking en verbinding komt ook tot uiting in mijn betrokkenheid bij het programma MONO-zakelijk, waarbij we een beroep doen op individuele verantwoordelijkheid. Het doel is om deze langetermijnvisie om te zetten in een praktisch uitvoerbare routekaart met concrete acties die op korte en middellange termijn moeten worden ondernomen om gezamenlijk de doelen voor 2030 te realiseren. Dit alles is geïnspireerd door de woorden van Mahatma Gandhi: ‘The future depends on what you do today.’
Iets in mij zegt dat dit een prachtig thema is voor 2024. Mag ik u een voorspoedig nieuwjaar toewensen?
Geef een reactie