Beleidsvrijheid is een van de drijvende krachten achter de mate waarin burgers reageren op gemeentelijke berichten op sociale media. Beleidsterreinen waar lokale overheden meer beleidsvrijheid ervaren lijken méér reacties te ontlokken. Doordat gemeenten de vrijheid hebben om beleid te bepalen op deze terreinen, zouden burgers zich gesterkt kunnen voelen om juist op deze beleidsterreinen contact te zoeken met gemeenten.
Wat bepaalt de hoeveelheid respons die binnenkomt op een bericht op sociale media van een gemeente? Waarom loopt dat bericht over het jaarverslag het zo slecht op Facebook, maar die toeristische trekpleister juist goed op Instagram? In recent gepubliceerd onderzoek toon ik aan dat beleidsvrijheid – de mate waarin uitkomsten van beleid tussen gemeenten mogen verschillen – in enige mate lijkt te kunnen bepalen wat leidt tot meer respons uit de samenleving op gemeentelijke berichtgeving.
Sociale mediagebruik door gemeenten
Voor dit onderzoek keek ik naar berichtgeving door gemeenten op vier platforms: Twitter, Facebook, LinkedIn en Instagram. Door de tijd heen hebben de meeste platforms zo hun eigen ‘taal’ ontwikkeld. Twitter wordt vooral gebruikt voor kort en direct commentaar op actuele gebeurtenissen, LinkedIn vooral voor werk, en Instagram is primair gericht op het delen van foto’s. Daarnaast staan Twitter en Instagram ‘niet-wederzijds’ volgen toe (jij volgt iemand, maar die persoon hoeft jou niet ook te volgen), terwijl het publiek dat berichten kan zien op LinkedIn en Facebook wordt beperkt tot directe connecties.
‘Burgers zoeken sneller contact over beleidsterreinen met beperkte beleidsvrijheid’
Onderzoek naar de relatie tussen respons op gemeentelijke berichtgeving op sociale media en beleidsterrein van het bericht zijn weinig eenduidig. Een terugkerend element lijkt te zijn dat berichten over beleidsterreinen die rechtstreeks invloed uitoefenen op het leven van burgers meer reacties uitlokken. Tegelijk wordt erop gewezen dat gemeentelijke berichtgeving over toeristische trekpleisters en citymarketing het ook goed doen.
Een onderscheid tussen beleidsterreinen waar recent aandacht voor is gekomen is de mate van beleidsvrijheid die een organisatie heeft. Beleidsvrijheid kan afhankelijk zijn van politiek-bestuurlijke regelingen die van kracht zijn, en kan formele regels omvatten die zijn vastgelegd in wetgeving, overheidsbeleid en verklaringen van organisatorisch management, naast beroepsnormen of maatschappelijke verwachtingen.
‘Op Instagram delen gemeenten meer over onderwerpen met veel beleidsvrijheid’
Als we dit vertalen naar de context van sociale media, dan kunnen we stellen dat als gemeenten de bevoegdheid hebben om discretionaire activiteiten op een bepaald beleidsterrein te ontplooien, burgers sneller contact zoeken met de gemeente over dit onderwerp dan over onderwerpen waar de beleidsvrijheid meer beperkt is. Kort gezegd zou meer beleidsvrijheid dus kunnen leiden tot méér online reacties. Omgekeerd geldt dat op beleidsterreinen waar lokale overheden minder beleidsvrijheid hebben, de belangstelling – en daarmee de betrokkenheid – van burgers afneemt.
Beleidsvrijheid geduid
In het recente adviesrapport Beleidsvrijheid geduid onderzocht de Raad voor het openbaar bestuur de relatie tussen beleidsterreinen en de mate van beleidsvrijheid, door na te gaan in hoeverre een gemeente vrij is om haar eigen beleidsdoelen te bepalen. Dit deden zij door te kijken naar de beleidsvrijheid van de 13 beleidsclusters waarin de algemene subsidie uit het Gemeentefonds is ingedeeld. Een cluster bevat gemeentelijke activiteiten die een zekere samenhang met elkaar hebben; zo bevat het cluster Werk en Inkomen taken op het gebied van inkomensondersteuning en re-integratie.
De mate van beleidsvrijheid wordt volgens het rapport bepaald door (1) de mate waarin de gemeente zelf aanvullende regels kan stellen, (2) gebonden is aan uitvoeringsregels, regels over besluitvorming en (3) of de gemeente vrij is om vormen van samenwerking te kiezen. Per onderdeel kan dit verschillen tussen volledig vrij, wenselijk, verplicht en verplicht. Op een schaal van 1 (geen beleidsvrijheid) tot 10 (volledige beleidsvrijheid) leidde dit tot een reeks indicatieve scores voor formele beleidsvrijheid voor de clusters van het gemeentefonds (zie Tabel 1).
Tabel 1. Indicatieve scores beleidsvrijheid per cluster (bron: ROB, 2019)
Voor dit onderzoek analyseerde ik 505 berichten op Twitter, Facebook, LinkedIn, en Instagram, geplaatst door een steekproef van 20 Nederlandse gemeenten. Hierbij keek ik onder meer naar het beleidsterrein en naar hoeveel respons de berichten genereerden. Nadat een bericht was ingedeeld bij een of meer beleidsterreinen, werd de bijbehorende beleidsvrijheidsscore aan het bericht toegekend op basis van deze tabel.
Beleidsvrijheidsscores
Allereerst kwamen een aantal interessante verschillen naar voren tussen sociale media. Zo blijkt dat gemeenten op Instagram overwegend meer delen over onderwerpen met veel beleidsvrijheid, terwijl op LinkedIn juist vaker onderwerpen met weinig beleidsvrijheid worden geadresseerd. Het lijkt erop dat gemeenten Instagram dus vaker gebruiken op de terreinen waarop ze zich kunnen onderscheiden zoals toeristische trekpleisters, terwijl ze LinkedIn meer voor meer vaststaande zaken gebruiken zoals personeelswerving. Onderstaand beeld laat de kans zien dat een gemeentelijk bericht op LinkedIn, afgezet tegen de berekende beleidsvrijheidsscores van de geanalyseerde berichten.
Het volgende beeld laat de kans zien dat een gemeentelijk bericht op Instagram, afgezet tegen de berekende beleidsvrijheidsscores van de geanalyseerde berichten.
Door het uitvoeren van een meervoudige lineaire regressie werden de specifieke effecten van beleidsvrijheid bij online reacties op gemeentelijke berichtgeving verder onderzocht. Hierbij werd een samenhang gevonden tussen de mate van beleidsvrijheid van het beleidsterrein, en in hoeverre burgers reageerden op de sociale media van lokale overheden. Berichten over bijvoorbeeld gebiedsontwikkeling, sport en cultuur in de gemeente (beleidsterreinen waar de gemeente relatief veel beleidsvrijheid heeft) genereren dus meer reacties dan berichten over arbeidsparticipatie en het loket burgerzaken (beleidsterreinen met juist relatief veel beleidsvrijheid).
Tegelijkertijd zijn de verschillen deels toe te schrijven aan eigenschappen van de platforms: Facebook lijkt over het algemeen de meeste respons te genereren, gevolgd door Twitter en – op langere afstand – LinkedIn en Instagram. Ook als we voor platforms corrigeren blijft het beeld echter bestaan dat meer beleidsvrijheid leidt tot meer online reacties.
‘Bekijk het sociale mediagebruik van je gemeente eens door de bril van beleidsvrijheid’
Beleidsvrijheid lijkt dus de belangstelling van burgers voor de actuele thema’s in hun gemeente te vergroten. Doordat gemeenten de vrijheid hebben om beleid te bepalen op deze terreinen, zouden burgers zich gesterkt kunnen voelen om juist op deze beleidsterreinen contact te zoeken met gemeenten. Hierbij is het nog een open vraag of burgers dit doen omdat ze op de hoogte zijn van de bestaande beleidsvrijheid bij de gemeente, of dat zij enkel meer contact opnemen omdat het beleid is dat voor hen het meest zichtbaar is. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het verder ontleden van het rijke concept beleidsvrijheid, en hoe die vrijheid vanuit de samenleving wordt ervaren.
Bekijk het sociale mediagebruik van de gemeente waar je woont of werkt de volgende keer dus eens door de bril van beleidsvrijheid. Worden vaker berichten gestuurd over onderwerpen met relatief weinig beleidsvrijheid, of juist onderwerpen met relatief veel beleidsvrijheid? En zie je dit terugkomen in hoe er op de berichten wordt gereageerd?
Geef een reactie