De pijn van het openbaar bestuur


Soms heb ik een productieve week, die te denken geeft. Ik zat aan bij een gesprek over verandering in het sociaal domein en een bewindspersoon wilde met mij spreken. In beide bijeenkomsten zaten een paar leerzame confrontaties.

Het ‘zondig reformisme’ was een begrip van Den Uyl. Door zijn afkomst kende hij het besef van zondigheid. De politica die ik sprak zei ongeveer: ‘Ik maak wetgeving, maar zeker van het resultaat ben ik niet. Dus wil ik weten hoe het werkt en een kans om verdere verbeteringen aan te brengen laat ik niet lopen.’ Dat geeft ongeveer aan wat het is.
Ik sprak haar niet tegen, want ik ben ook voor het kleine verbeteren. Toch is het voortdurend prutsen aan regelgeving een bron van complexiteit in het openbaar bestuur. Door details, door het bedienen van strijdige politieke wensen, loopt het systeem nogal vast. Zondige reformisten kennen dit risico, maar ze voelen het als plichtsverzuim, wanneer ze kansen op kleine verbeteringen laten liggen.
Voorbeelden van beleidsterreinen waar dit zich voordoet? Onderwijs en de sociale wetgeving. Het is op beide beleidsvelden een hele opgave op je handen te zitten en even niks te doen.

Decentralisatie en sociaal domein
Een dag eerder zat ik aan bij een gesprek over de decentralisaties. Ook ons land wil graag verandering, waarvoor de politiek de leiding moet nemen. Lastig aspect in de discussie was de huidige formatie en het gebrek aan eenduidige politieke leiding. De decentralisaties in het sociaal domein waren de haastige hervormingen van de VVD/PvdA-coalitie.
Ik herinnerde aan de functie-eis voor een directeur-generaal: iemand die risico mijdt en beheerst. De aanwezigen werden daar niet blij van: ze deden zo hun best. De departementen en de gemeenten werkten zo ‘broederlijk en gezamenlijk’ aan verbetering. Dat geloofde ik wel. Maar samenwerken is vooral mooi als je je eigen taak precies en effectief vervult. Gebeurt dat wel?Ambtenaren van departementen hebben een hiërarchisch beeld van de realiteit. Zij staan bovenaan en hebben de nationale wetten als instrument. Ze werken samen met andere overheden en instituties. Dat maakt het troebel: we werken samen. Of moet je doen wat je taak is? Ik zou zeggen: schep als rijk de kaders waarbinnen andere overheden en publieke organen zinvol hun werk kunnen doen. Orde moet, in het Huis van Thorbecke. Daar ontbreekt veel aan.

Vernieuwing
Iedereen vindt ook vernieuwing en experimenten wenselijk. Maar bestaande wetten zijn er niet voor niets en moeten worden gehandhaafd. Hoe los je dat probleem op? Niet door je te laten voorstaan op die mooie samenwerking, met gemeenten die hopen dat er een paar miljoen rijksgeld blijft hangen.
De politieke partijen hebben geen idee hoe zij zich tot hun achterban verhouden, de politieke instellingen (kamers, raden, staten) hebben wel oog voor de operationele details van vrijwel alles, maar te weinig voor ordelijke verhoudingen en effectief bestuur. Het Huis van Thorbecke moet ingrijpend worden gerenoveerd, vond de commissie Van de Donk. Maar daar is geen haast bij.
Niemand bestreed dat het Huis van Thorbecke een bouwval was, maar niemand had oog voor het probleem dat je niet kunt vernieuwen in bestaande juridische structuren, als die ook serieus moeten worden genomen. Dat is precies wat iedereen doet: we willen graag experimenten, maar we willen ook respect voor de bestaande wetten en regels. Dat bijt elkaar.

Operationele utopie
De angst om in de formatie te bewegen, heeft een bron: de afstraffing van de PvdA door de kiezer. De mix van links en rechts die Jan Terlouw bepleit is lastig, want de vrees voor weglopende kiezers is groot en terecht. Hoe kon de PvdA het zo verknoeien?
Het gaat er om compromissen te sluiten, zonder de kern kwijt te raken. Heeft de PvdA dat gedaan? Thomas Frank ziet dat probleem in de VS bij de Democraten: Clinton en Obama hebben wel degelijk vergaand gepacteerd met het grote geld en daarmee de relaties met hun achterban verspeeld. Als de oudere werkloze in the rust belt zijn nood klaagt en een baan wil, krijgt hij te horen dat hij naar school moet. Zijn individuele situatie is zijn eigen schuld, zeg je dan eigenlijk. Dus stemt hij op Trump, die tenminste het oude werk belooft terug te brengen.
Het ontbrak ook de PvdA aan een operationele utopie, waarmee het onderscheid tussen pragmatische en rotte compromissen viel te maken. Het is niet erg om compromissen te sluiten, maar je moet door de concrete details heen kijken naar waarvoor je bezig bent.
Een voorbeeld. Ik wierp een simpel thema op voor het congres: is het niet vervelend dat kopers voordeel hebben van de lage rentestand en huurders niet en hoe zouden we dat kunnen veranderen? Het lijkt me een mooie en principieel politieke vraag. Maar de lezer raadt het al: er waren veel belangrijker discussies gaande over allerlei operationele details, dus hiervoor was geen gelegenheid.
Helaas heeft PvdA noch WBS veel te bieden als het op de grote thema’s aan komt. Een gunstige uitzondering is er wel: de blogs van Marijke Linthorst die de WBS publiceert mogen verplicht leesvoer worden voor iedereen die wil mee praten over marktwerking en zorg.

Luister progressieveling
Zo voelt de natuurlijke achterban van links zich verraden. Het sociaal domein is nog steeds een wereld van instellingen, met hun regels en belangen, niet een wereld van mensen. De huisvesting wordt geleidelijk het sociaal domein van gemeenten ingezogen. Dat spreekt van zelf, want huisvesting is nog steeds een hoeksteen in het sociaal welzijn.

Wat hebben we nodig?

  1. Een standpunt over de ‘sociale kwestie’; de toenemende ongelijkheid in de wereld is geen natuurverschijnsel, maar een bewust geschapen resultaat van het neo-liberalisme. Waar die ongelijkheid toe leidt, is in de research van Wilkinson en Pickett goed geanalyseerd.
  2. Een operationele utopie: de politiek zal helder moeten uitleggen hoe de wereld volgens hen moet worden ingericht, want alleen die helderheid kan bindend zijn en onderscheidend zijn. Het onderscheid tussen praktische en rottige compromissen moet worden gemaakt. Dat betekent ook dat effecten van beleid van te voren worden beoordeeld.
  3. De behoefte aan experimenten wordt vervuld door het scheppen van een regime, waarin de contradictie tussen bestaande, algemeen bindende regels en afwijking daarvan mogelijk wordt en kan worden geregisseerd. Daarvoor zijn voorstellen gedaan.
  4. Het complementair bestuur moet opnieuw worden doordacht; het Huis van Thorbecke is aan grondige vernieuwing en verbouwing toe. Van bureaucratie die risico moet beheersen, kan geen vernieuwing worden verwacht, van politici die verlamd zijn door angst voor een electorale afstraffing ook niet. Bottomup beleidsprocessen vragen verbinding met burgers.
  5. Veel visies op inrichting van de samenleving zijn er niet en zijn ook niet nodig. De gedachte aan een onvoorwaardelijk basisinkomen wordt aan de rechterzijde van het medialandschap steeds meer bepleit. Het besef dringt door dat de wereld van UWV’s, WSP’s en andere parasitaire werkgelegenheid op de schop moet. Daartoe heeft het NPI een onderzoeksprogramma ingediend bij de informateur. Het NPI pleit voor inzicht en serieus debat in de politiek, hetgeen iets anders is dan invoering van een basisinkomen.
Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Tom van Doormaal
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*