Wat is goed politiewerk? Spreekt dat niet vanzelf? Moeten we daar echt over nadenken? Zeker! Hoe basaal en simpel de vraag ook lijkt, het antwoord is dat allerminst. Dit blijkt uit een recent themanummer van het Tijdschrift voor de Politie, uitgegeven ter gelegenheid van het jaarcongres van het tijdschrift (op 13 november 2015) over hetzelfde onderwerp. Een goed initiatief van de redactie om, te midden van alle zorgen over de politiereorganisatie, maar weer eens aan de orde te stellen waar het uiteindelijk allemaal om draait: wat goed politiewerk is. Dat er niet één sluitend antwoord op die vraag bestaat, is minder teleurstellend dan misschien op het eerste gezicht lijkt.
In veel bijdragen aan het congres wordt namelijk de breedte van de politiefunctie benadrukt. Van Dijk, Hoogewoning en Punch pleiten in hun bijdrage voor een politie die repressie (control) weet te combineren met dienstbaarheid aan burgers (consent). Alleen op die manier zal het broodnodige vertrouwen in de politie behouden blijven. Goed politiewerk zal echter vanuit beide paradigma’s een andere inhoud hebben. Dat is niet erg, lijkt hun boodschap, zolang eenzijdigheid vermeden wordt.
Prestatiemeting
Helsloot en Van Reenen gaan nog een stap verder. Hun bijdrage beoogt orde te scheppen in de vaak slordige wijze waarop binnen de politie begrippen als professie, professionalisering en professionaliteit gebruikt worden. De kern van professionalisering is volgens hen ‘een bij de omgeving passende adequate taakuitvoering’. Deze op zich al brede opvatting van professionaliteit wordt nog breder omdat adequate taakuitvoering vanuit maar liefst zeven perspectieven (ratio’s) kan worden ingevuld. Misschien doet ook dat recht aan de breedte van de politiefunctie. Veel helderheid over wat goed politiewerk is, lijkt het echter niet te bieden. Natuurlijk gaat het in dit themanummer her en der ook over prestatiemeting. Dat dat moeilijk en niet zonder risico is, wordt breed beseft. Al te gemakkelijk wordt de brede en complexe politiefunctie immers gereduceerd tot een paar getallen. ‘Een ‘objectieve’ productiescore verwordt [door manipulatie; LC] tot een schijnvertoning’, stelt Peter Klerks over de meting van recherchewerk. In een andere bijdrage analyseert Stavros Zouridis de beperkingen van prestatiemeting in de publieke sector. Mede op basis daarvan schetst hij de contouren van een alternatief, breed meetinstrument voor de politie. Niet gebaseerd op het optellen van appelen en peren (tot één index) en niet primair op sturing georiënteerd. In feite weerspiegelt zijn model opnieuw de breedte van de politiefunctie (zie de box op pp. 15-16). Het model is vooral bedoeld om de politie zelf te laten werken aan ‘operationele excellentie’. Zouridis’ werk sluit in veel opzichten naadloos aan bij een ander artikel, dat van Groen, Nap en Vos over ‘Rijker Verantwoorden’.
Teleurgesteld
De ruimte ontbreekt om aan alle artikelen in dit interessante themanummer recht te doen. Ze gaan onder meer over cultuurverandering in basisteams, regelarme basisteams en over vertrouwen in de politie. Het ultieme antwoord op de vraag wat goed politiewerk is, wordt niet gegeven. Wie dat verwacht, zal teleurgesteld worden. Het beeld van goed politiewerk dat er voor in de plaats komt, is echter veel waardevoller. Er is, zo blijkt in vele vormen, niet één enkel antwoord op de vraag en het antwoord is geen statisch gegeven. Goed politiewerk is divers en bewegelijk, mede gebonden aan een specifieke context. Daarom is goed politiewerk ook een procesmatige opdracht; iets waar voortdurend aan gewerkt moet worden, niet alleen door de politie. Ook door diegenen die de beheersmatige randvoorwaarden van het politiewerk bepalen en gezagsmatig de ruimte waarbinnen de politie opereert.
Geef een reactie