In zijn ROB-lezing van 13 september ging demissionair minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) in op de kloof tussen wetenschap en beleid. Hans Peter Benschop deelt de analyse van Dijkgraaf, maar ziet andere oplossingen voor zich om de kloof te dichten. ‘Wetenschap kan veel meer betekenen voor beleid en de samenleving dan nu het geval is.’
Dijkgraaf constateerde dat wetenschap en techniek de huidige maatschappij verregaand beïnvloeden, maar dat de werelden van kennis en beleid toch ook zeer verschillen en elkaar te weinig treffen. Dijkgraaf wil een structurele verbinding tussen de twee. Geïnspireerd door voorbeelden uit het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Finland suggereert hij twee maatregelen. Ten eerste een programma van gerenommeerde toponderzoekers die het wetenschappelijke bruggenhoofd in ministeries versterken. Ten tweede flexibele, informele teams van beleid, wetenschap, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties rond urgente thema’s.
Obligaat en star
Vooropgesteld: de diagnose van Dijkgraaf is helemaal juist. De maatschappelijke vraagstukken van vandaag de dag vragen inderdaad de mobilisatie van al het oplossend vermogen dat we hebben – en dat gebeurt nu te weinig. Tegelijk komt zijn oplossing mij ook wat obligaat en star voor. Zet wetenschappers en overheidsdienaren bij elkaar, zo lijkt de gedachte, en dan kom je vast tot structurele verbindingen tussen kennis en beleid. Er cirkelen echter al best wat gerenommeerde wetenschappers rond in Den Haag. Denk aan alle structurele adviesraden en planbureaus, denk aan alle ad hoc commissies en denktanks. Aan adviezen en communicatie tussen beleid en wetenschap geen gebrek zou je denken. Hoe komt het dat de politieke discussie dan toch vaak zo ver afstaat van de kenniswereld?
‘Het handelingsperspectief verdwijnt bij veel mensen uit zicht’
Mij lijkt vooral meer levendigheid belangrijk in het gesprek tussen wetenschap en beleid. Het gaat er niet alleen om dat men met elkaar praat, of over de vraag wie waar contact heeft. Belangrijker zijn het hoe en wanneer.
De huidige maatschappij heeft ten eerste inspiratie en hoop nodig. De crises volgen elkaar in zo’n geweldig tempo op en zijn zo overdonderend, dat het handelingsperspectief bij veel mensen uit het zicht verdwijnt. Dat kunnen wetenschap en beleid tonen. De huidige maatschappij heeft ook, ten tweede, tederheid nodig: aandacht voor het bestaande. Ons verandervermogen is niet oneindig. Daar zouden wetenschap en beleid gevoeliger voor kunnen worden. En ten derde: de wetenschap kan op de goede momenten denkramen openen en de maatschappij op nieuwe ideeën brengen.
De contouren van gerechtvaardigde hoop
Beleid gaat over toekomstig handelen. Kennis is gebaseerd op het verleden en heden. Over de toekomst heb je geen gegevens. Daar zit dus een breuk. Dit betekent natuurlijk niet dat wetenschappers niets over de toekomst zeggen of zouden mogen en kunnen zeggen. Maar wel dat zij met marges van onzekerheid moeten werken. De WRR heeft het in de verkenning ‘Uit Zicht’ uit 2010 mooi gezegd: ‘de toekomst is open, maar niet leeg’. De toekomst is niet leeg: er zijn onmogelijkheden – en die kan de wetenschap vertellen. Maar hij is wel open: er zijn meerdere mogelijke toekomsten.
‘Het open karakter van de toekomst toont de handelingsruimte’
Wetenschap wordt nuttiger voor beleid als het duidelijk toont wat het niet weet, waar onzekerheid is, op welke punten wetenschappers van mening verschillen. Want waar onzekerheid is, kunnen we hopen: het staat immers niet vast dat wat wij willen onmogelijk is. Het open karakter van de toekomst toont de handelingsruimte. Het is de basis waarop Hannah Arendt aangeeft dat wij altijd anders kunnen handelen dan we nu doen. De toekomst is niet gedetermineerd. We kunnen opnieuw beginnen.
Het open, maar niet lege gebied van de toekomst kan verkend worden door wetenschap en beleid – maar wat zou het mooi zijn als we daarbij ook de menselijke verbeelding meer kunnen inzetten. Kinderen dromen over hun toekomst. De machtelozen fantaseren over een situatie waarin zij wel hun leven in eigen hand kunnen nemen. Schrijvers, schilders, beeldhouwers en ontwerpende onderzoekers stellen werelden aanwezig die nu nog niet werkelijkheid zijn. Die energie en die inspiratie zijn hard nodig in het gesprek tussen wetenschap en beleid. Op die manier kunnen we de contouren van gerechtvaardigde hoop in het maatschappelijk gesprek beter verkennen.
Veelzijdige realiteit
Beleid slaat neer in de realiteit, in een concrete ruimte met heel veel verschillende eigenschappen en waar mensen en gemeenschappen leven met een eigen geschiedenis. In een ruimte die niet leeg is. Noch beleid, noch de wetenschap hebben daar per se oog voor.
Wetenschappers begrijpen de werkelijkheid vanuit een bepaald perspectief. Dit is niet een psychologisch of sociologisch gegeven: het is een logische waarheid. De wetenschap gebruikt begrippen, een theorie, om de werkelijkheid te begrijpen. Die concepten bepalen de manier van kijken. Zet een klimaatdeskundige, een econoom en een ecoloog neer in hetzelfde gebied en zij zien verschillende dingen. De één meet CO2-equivalenten, de ander de groei van het regionaal product, de derde kijkt naar het aantal soorten. Wetenschappers beschrijven verschillende aspecten van de realiteit, terwijl inwoners te maken hebben met één leefwereld waarin zij moeten handelen. De middelen waarmee je de wereld onderzoekt en analyseert is ander gereedschap dan dat waarmee je de wereld verandert en in beweging zet.
‘Wetenschappelijke begrippen blijven abstracties’
Voor de helderheid: ik verdedig geenszins een relativisme. Wetenschap is niet “ook maar een mening”. We hebben alle redenen om ons zorgen te maken over het klimaat, grotere ongelijkheid en de natuur. Desondanks blijven wetenschappelijke begrippen abstracties. Experts lijken een beetje op de timmerman die elk probleem als een spijker ziet omdat hij toevallig een hamer heeft. De wetenschap is vaak net zo verkokerd als de overheid.
Weerstand
De niet-lege ruimte is evolutionair gezien een winnaar. Het heeft zich in de loop der jaren gebracht waar we zijn. Verandering van routine wringt. De weerstand kan uit allerlei hoeken komen. Denk aan een melkveeboer die net geïnvesteerd heeft in grotere stallen. Zijn doen en laten worden niet alleen bepaald door wat hij wil en denkt dat goed is, maar minstens zoveel door de techniek: zijn melkrobot en trekker.
Daarnaast zijn de afspraken met toeleveranciers en afnemers belangrijk, zijn schuld aan de bank, de regels van de overheid. Het dagelijks leven kent vele stevige steunberen van waarden, familietradities, technieken, de mogelijkheden van omgeving, economie en machtsstructuren.[1] Het is om die reden dat het morele appèl waarmee veel transities gepaard gaan zo giftig is. ‘U wilt toch ook een veilig en leefbaar platteland voor uw kinderen?’ Jazeker, maar ik moet wel bij machte zijn om mijn handelen te veranderen. Daar komt meer bij kijken dan een zedenpreek.
Tedere nieuwsgierigheid
Elke beweging start met tedere nieuwsgierigheid naar de concrete wereld waarin mensen leven.[2] Wetenschap en beleid kunnen elkaar tegenkomen in nieuwsgierigheid naar de praktijk, de uitvoering. Terecht liep het mbo recent mee in de opening van het Academisch jaar in Twente: mbo en hbo zijn minstens zo belangrijk als universitaire kennisontwikkeling. Terecht verlegt de politiek de aandacht van beleid naar de uitvoering. En terecht wekt het bevreemding op als blijkt dat ambtenaren nog nooit gesproken hebben met de mensen die uiteindelijk met hun beleid te maken krijgen. Wetenschap en beleid worden slechts levend in de praktijk.
De timing van open ramen
Wetenschap kan ingesleten denkramen en ideeën op losse schroeven zetten en nieuwe denkwijzen en handelingsperspectieven tonen. Heerlijk: dat geeft lucht, dat geeft ruimte en energie! Daarbij is timing echter wel essentieel.
Twijfel komt in het maatschappelijk debat bij vlagen. Lange tijd was het een onbespreekbaar dogma dat marktwerking bij de overheid tot meer efficiëntie zou leiden. Dat was een leerstelling die overigens niet alleen bij politieke stromingen van diverse pluimage postgevat had – veel wetenschappers ondersteunden die ook. Op vergelijkbare wijze waren er weinig twijfels over het trickle-down-effect: economische groei zou uiteindelijk bij iedereen – ook de minder bedeelden – tot meer welvaart leiden. Ook geloofden mensen vrijwel unaniem dat vooruitgang en het menselijk vermogen de ontwikkelingen van milieu en klimaat ten goede zouden keren: technologische innovatie zou vast met een silver bullet komen.
Waardeer twijfel
Het maatschappelijke en politieke debat kent lange periodes waarin de ramen voor nieuwe ideeën gesloten zijn. En ook wetenschappers is niets menselijks vreemd: ook zij neigen ertoe de kudde te volgen. Maar af en toe zijn er periodes waar dat anders is. We zien het nu gebeuren, op diverse vlakken.
Wie had verwacht dat een thema als rechten voor de natuur zo serieus behandeld zouden worden als nu? 10 jaar geleden was het een gedachte van bomenknuffelaars, nu is het onderdeel van een herwaardering van de relatie tussen mens en natuur – en daarmee een uitgebreid onderzoeksveld.
‘Herken de periodes waarin de denkramen open zijn’
Wie had verwacht dat het vertrouwen in het doe-vermogen van samenleving en overheid tot zoveel twijfels zou leiden? Enkele crises bij de belastingen, de rechtspraak en de jeugdzorg verder nopen niet alleen tot minder zelfgenoegzaamheid over het Hollandse poldermodel, maar ook tot een heroverweging van bestuurskundige en bedrijfskundige paradigma’s. De scheiding tussen beleid en uitvoering blijkt toch niet zo’n goed idee.
Wie had verwacht dat ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen en regio’s in Nederland zo’n politiek thema zou worden? Nu is bestaanszekerheid inzet van de verkiezingen en proberen alle politieke partijen hun kandidaten uit alle hoeken en gaten van Nederland te betrekken. En zal de wetenschap bevraagd worden: hoe kunnen we die ongelijkheid verminderen in een geglobaliseerde kapitalistische wereld?
Het allerbelangrijkste is: waardeer twijfel. Herken deze periodes waarin de denkramen open zijn. Zet dan de koevoet om de scharnieren verder open te wrikken.
Hoopvolle perspectieven
Wetenschap kan veel meer betekenen voor beleid en de samenleving dan nu het geval is. Door de contouren van gerechtvaardigde hoop te schetsen, door nieuwsgierigheid naar het bestaande en door attent te zijn bij de momenten waarop barsten ontstaan in de maatschappelijke consensus.
‘Ook de dromen van kinderen zijn waardevol’
Het zijn geen gemakkelijke manieren. En wetenschappers en beleidsmakers kunnen daar best wat hulp gebruiken. Ik zou mij daarbij niet beperken tot de combinaties van mensen die Dijkgraaf schetst. Kunstenaars en ontwerpend onderzoekers kunnen speels helpen de contouren van hoop te schetsen. De dromen van kinderen en de mensen die het lastig hebben in deze maatschappij: ze zijn waardevol. Mensen in de uitvoering en praktijk kunnen beleid en wetenschap wijzen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van het bestaande. En gevoelige volgers van het maatschappelijk gesprek kunnen de goede momenten tonen om een wig te drijven tussen al te geaccepteerde dogma’s. Op die manier kan de wetenschap aan beleid de ruimte en tijd wijzen waar verandering mogelijk is.
Voetnoten
[1] Harriet Bulkeley (ed), Towards a cultural politics of climate change, devices, desires and dissent, Cambridge, 2016
[2] De Poolse nobelprijs-winnares Olga Tokarczuk verkent in De tedere verteller prachtig deze tedere blik.
Geef een reactie