In het uitmuntende en diepgravende boek De strijd om de democratie laat een aantal vooraanstaande Nederlandse denkers op basis van voorbeelden zien dat het hoog tijd wordt dat Europa de grenzen van de democratie scherper gaat formuleren. Een recensie door Dave van Ooijen.
Er woedt een heus gevecht om de Europese rechtsstaat. Zo startte vier maanden geleden de Europese Commissie een juridische procedure tegen Polen vanwege de manier waarop Poolse regering justitiële hervormingen doorvoert en de politieke invloed op de rechterlijke macht probeert uit te breiden. In het met Polen solidaire Hongarije wordt de democratische rechtsstaat al veel langer vertimmerd. Zo maakte de autocratische premier Victor Orbán onder meer het Constitutioneel Hof vleugellam, wipte hij zijn belangrijkste criticus uit dat hof, benoemde hij loyalisten op cruciale posten en hertekende hij kiesdistricten zodanig dat zijn partij Fidesz vijfenveertig procent van de stemmen kon omzetten in een tweederde meerderheid in het parlement. Ook tegen het Hongarije dreigt nu een juridische procedure te worden gestart. Zo maakte de Nederlandse Europarlementariër Judith Sargentini, namens het Europees Parlement rapporteur van een onderzoek naar de naleving van Europese waarden door Hongarije, onlangs bekend. Volgens haar rapport is in Hongarije sprake van ernstige en systematische schendingen van de Europese waarden. Desondanks is er reden voor optimisme.
Politisering rechtspraak
De politisering van de rechtspraak in Polen en Hongarije, maar ook de aanhoudende dreigingen in Europa vanuit de radicale islam, maakt de vraag steeds actueler hoe dergelijke ontwikkelingen te beoordelen? Hoe mag, kan en moet een open samenleving daarop reageren? Hoe gaan we om met staten, organisaties en personen die zich niet aan de regels van de democratie en de rechtstaat houden? Kunnen groeperingen worden verboden omdat hun religieuze gedachtegoed haaks staat op de uitgangspunten van de democratische rechtstaat? En op welke wijze kan de Europese Unie een halt oproepen tegen de aantastingen van de rechtsstaat en de democratie in Polen en Hongarije? Is het intrekken van stemrecht voldoende of dienen zwaardere middelen te worden ingezet? In het uitmuntende en diepgravende boek De strijd om de democratie laten een aantal vooraanstaande Nederlandse denkers op basis van voorbeelden zien dat het hoog tijd wordt dat Europa de grenzen van de democratie scherper gaat formuleren. In een serie prikkelende beschouwingen pleiten de auteurs voor democratische zelfverdediging en een weerbare democratie.
‘De Europese Unie voldoet zowel normatief als institutioneel aan de eisen die we aan democratie moeten stellen’
Het eerste deel van het boek wordt op basis van een zestal artikelen een politiek-filosofische onderbouwing geleverd voor een weerbare democratie. Naast artikelen die een theoretische rechtvaardiging bieden, bevat het eerste deel ook artikelen die het idee van een weerbare democratie van kritische kanttekeningen voorziet. Zo geeft Bastiaan Rijpkema, die in 2015 promoveerde op het boek ‘Weerbare democratie’, in zijn bijdrage een uitwerking van zijn weerbare democratietheorie. Aan de hand van de ontwikkelingen in Hongarije tussen 2010 en 2017 tracht hij ‘democratie als zelfcorrectie’ te expliciteren. Democratie als zelfcorrectie betekent volgens Rijpkema dat het wezen van de democratie niet zozeer wordt gevormd door de meerderheidsregel, maar veeleer door haar vermogen tot zelfcorrectie. In zijn bijdrage formuleert Rijpkema drie beginselen om tot een reëel en fijnzinnig detectiemechanisme voor sluipende aantasting van democratie en rechtsstaat te komen. Die drie beginselen zijn evaluatie (verkiezingen), politieke concurrentie en de vrijheid van meningsuiting. Partijen die een of meerdere van deze beginselen in de kern bedreigen, zijn antidemocratische partijen en komen volgens Rijpkema in aanmerking voor een verbod.
Europese dimensie
Het tweede deel van het boek behandelt de Europese dimensie van de weerbare democratie. Met de ontwikkelingen in Polen en Hongarije, en het toezicht op partijverboden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, wordt de discussie over weerbare democratie steeds meer een Europese discussie. Leonard Besselink, hoogleraar Constitutioneel recht aan de Universiteit van Amsterdam, gaat in zijn bijdrage in op de vraag waarin de rechtvaardiging bestaat voor ‘weerbare democratiemaatregelen’ die de Europese Unie kan nemen ter bescherming van de democratie in de lidstaten. Hij laat zien dat de Europese Unie zowel normatief als institutioneel aan de eisen voldoet die we aan democratie moeten stellen.
Daarnaast laat hij zien dat de waarden en beginselen op grond waarvan de Europese Unie ‘weerbare democratiemaatregelen’ kan nemen geen exclusieve ‘waarden’ van de Europese Unie zijn, maar juist waarden die alle lidstaten delen en daarom ten grondslag liggen aan de Europese Unie. De EU is een community of law. Het is tegen deze achtergrond dat de Europese Unie juridisch kan optreden tegen lidstaten die een aantal fundamentele beginselen als vrijheid, democratie en rechtstaat niet naleven. Het raakt zowel de EU als elk van de lidstaten afzonderlijk wanneer één van de lidstaten inbreuk op deze beginselen maakt. Als er één hapert, wordt de gehele EU ondermijnd. Ontsporingen van een democratische rechtstaat zijn daarmee nooit louter een ‘privéaangelegenheid’ van een lidstaat, aldus Besselink.
Vrijheid van godsdienst
Het derde deel van het boek gaat in op de verhouding tussen de vrijheid van godsdienst en het concept van weerbare democratie. Kunnen groeperingen worden verboden omdat hun religieuze gedachtegoed an sich haaks staat op de uitgangspunten van de democratische rechtstaat? Of staat de vrijheid van godsdienst daarin in de weg? Daarbij wordt onder meer verwezen naar de oproep van oud-PvdA-Kamerlid Ahmed Marcouch om salafistische organisaties te verbieden. Wat kan een weerbare democratie betekenen als het gaat om de religieus-fundamentalisme en extremisme? David Suurland, cum laude gepromoveerd op een onderzoek naar de rechtstheoretische grondslagen van het jihadisme, gaat in zijn voortreffelijke bijdrage in op de vraag of islamitische uitingen, en de organisaties waarin zij plaatsvinden, verboden mogen worden vanwege hun potentie voor politiek geweld. Volgens Suurland vormt de islamitische religie een noodzakelijke, maar geen voldoende factor in de vorming van het jihadistisch gedachtengoed. Daarvoor is nog de toepassing van ideologisch denken noodzakelijk, evenals haar stringente vorm van logica. Dat vindt volgens Suurland plaats in het islamisme. In zijn betoog vergelijkt hij de islamisten van nu met het ideologisch denken van totalitaire bewegingen uit het verleden.
Islamisme
Het islamisme onderscheid zich volgens Suurland van de traditionele islam op het punt van de sharia, de juridische rechtsorde van de islam. Waar traditionele moslims deze taak in de regel aan de wereldlijke autoriteiten overlaten, zien islamisten dit als een taak die de gelovigen zelf ten uitvoer moeten brengen. Het belangrijkste verschil tussen islamisten en jihadisten is gelegen in de mate waarin politiek geweld acceptabel of noodzakelijk wordt geacht bij de implementatie van de sharia. Islamisten geven over het algemeen de voorkeur aan een langdurig proces van politieke, sociale en culturele mobilisatie die moet leiden tot de beoogde acceptatie en implementatie van de sharia. Daarbij wordt geweld niet noodzakelijkerwijs op principiële gronden afgezworen, maar eerder om tactische redenen vermeden.
Anders van islamisten kiezen jihadisten juist wel voor onmiddellijk en structureel politiek geweld. Beiden proberen volgens Suurland geen andere rechtsorde in het leven te roepen dan de rechtsorde die de traditionele, orthodoxe islam al eeuwenlang propageert. De een zonder geweld, de ander met geweld. Juist islamistische groeperingen zijn exemplarisch voor de problematiek van het grijze gebied. Zij propageren het vervangen van de democratische mensenrechtelijke rechtsorde door een islamitische rechtsorde. In tegenstelling tot de traditionele islam maakt zij het implementeren van de sharia tot centrum van het individuele religieuze, sociale en politieke leven.
Salafisme
Net als Suurland stelt Dirk Verhofstadt, doctor in de moraalfilosofie en professor Media en ethiek aan de Universiteit van Gent, dat het vreedzame apolitieke salafisme veelal een opmaat is naar het politieke salafisme en zelfs naar het jihadistisch salafisme, dat geweld propageert. Het onderscheid dat door de AIVD tussen diverse soorten salafisten wordt gemaakt acht Verhofstadt weinig constructief, aangezien zij allen de democratische grondwaarden afwijzen. Op basis van een uitgebreid betoog komt Verhofstadt tot de conclusie dat in een weerbare democratie een wettelijk verbod op salafistische organisaties en soortgelijke radicale islamitische groeperingen een noodzakelijke stap is om onze democratische grondwaarden te beschermen. De achterliggende gedachte is dat het succesvol propageren van een dergelijke ideologie noodzakelijkerwijs het einde inluidt van de democratische en mensenrechtelijke rechtsorde en de deur opent voor politiek geweld. Verhofstadt is het overigens oneens met degenen die menen dat de islam en de democratie per definitie niet met elkaar te verenigen zouden zijn. Gematigde moslims dienen dan ook geholpen te worden in hun strijd tegen de radicale islam. Hierbij haalt hij onder meer de Britse schrijver Maajid Nawaz aan: ‘De wereld is niet verdeeld in moslims en niet-moslims, maar tussen degenen die geloven in een open samenleving en degenen die geloven in gesloten samenlevingen’.
In het verlengde van het betoog van Verhofstadt stelt Afshin Ellian, hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden, in zijn belangwekkende bijdrage ‘Over de weerbaarheid van de democratie zelf’, dat het islamisme dan wel een grote dreiging voor de democratische rechtsorde is, maar dat de democratie deze dreiging wel aan kan. Soms met militaire middelen en het inlichtingenapparaat, soms via het bestuursrecht. Het bestrijden van salafisme en jihadisme is volgens hem afhankelijk van politieke wil van bestuurders. Voor deze bedreigingen is geen nieuw democratisch model nodig, maar een effectieve democratische staat. Het wordt anders wanneer islamistische politieke partijen worden opgericht om de democratie van binnenuit uit te hollen. Dan dient de weerbare democratie grenzen te stellen. In tegenstelling tot Rijpkema ziet hij de essentie van de democratie evenwel niet in haar vermogen tot zelfcorrectie. Zelfcorrectie acht hij wel een zeer belangrijke eigenschap van de democratie, omdat de democratie in wezen formalistisch en procedureel van aard is. De weerbaarheid van de democratie ziet Ellian, waarbij hij voor een belangrijk deel leunt op het rechts-filosofische werk van Claude Lefort en Hannah Arendt, vooral gelegen in de kracht van haar openheid, onbepaaldheid en tijdelijkheid. Democratie is een verworvenheid, geen eindstation, een samenlevingsvorm die telkens opnieuw dient te worden herontdekt en te worden verdedigd.
Afshin Ellian, Gelijn Molier en Bastiaan Rijpkema (red.),‘De strijd om de democratie. Essays over democratische zelfverdediging’, Boom, 2018, 416 pagina’s.
Geef een reactie