Overheden blijken slechts beperkte controle te hebben over de effecten van veiligheids- en noodmaatregelen in het geval van terroristische maatregelen. Daarnaast zijn noodmaatregelen niet altijd de beste reactie op terroristische dreiging. Dat concludeert een onderzoeksteam van de Universiteit Utrecht onder leiding van hoogleraar publiek management Mirko Noordegraaf.

Het team onderzoekt de specifieke verschillen van noodmaatregelen tegen de dreiging van terrorisme in Frankrijk, Duitsland en België, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De onderzoekers laten zien dat de effectiviteit van noodmaatregelen sterk afhankelijk is van de juridische, bestuurlijke en sociale context waarin de maatregelen worden afgekondigd.

De keuze voor noodmaatregelen bij terroristische dreiging wordt ingeperkt door de aard en intensiteit van dreiging, en door de juridische en institutionele omgeving van het land, inclusief de bestuurlijke structuur en cultuur. Zo kan in het gecentraliseerde presidentiële Franse stelsel bijvoorbeeld harder worden ingegrepen dan in de meer decentrale Duitse en Belgische stelsels, die juridisch gezien tot meer terughoudendheid leiden. Bovendien beschikt België grondwettelijk gezien niet over de mogelijkheid tot het uitroepen van de noodtoestand.

Bovendien hebben noodmaatregelen ook onverwachte en onbeheersbare effecten op de terroristische dreigingen, de rechtsstaat en de (democratische) samenleving. In de onderzochte landen zijn bijvoorbeeld gedurende de dreigingsperiode strenge wetten aangenomen, waarvan het de vraag is of ze in een ander, minder dreigend klimaat zouden zijn gerealiseerd zoals de verruimde mogelijkheid tot het doen van huiszoekingen in België en Frankrijk.

Naar aanleiding van de ervaringen in Frankrijk, Duitsland en België stelt het onderzoeksteam van de Universiteit Utrecht voor om de reactiestijl goed te laten aansluiten op de Nederlandse bestuurlijke structuur en cultuur. Waar nodig moet het wettelijke en beleidsmatige instrumentarium verrijkt worden om meer passende reacties in geval van dreiging mogelijk te maken. Ook het nadenken over een mogelijk ‘exit’ uit de situatie van nood is belangrijk. Bovendien beveelt het aan om te blijven anticiperen op de onverwachte en onbedoelde effecten van overheidshandelen in dreigende situaties. Dat is van groot belang om democratische, open samenlevingen te beschermen, zelfs als die bedreigd worden.