Als beleidsambtenaar heb ik mij in de afgelopen -pak hem beet- twintig jaar beziggehouden met het ontwikkelen van integriteitsbeleid, het ondersteunen van organisaties bij de uitvoering van dit beleid en met het evalueren van integriteitsbeleid. Daarnaast heb ik als wetenschapper diverse onderzoeken verricht naar de manier waarop overheidsorganisaties invulling (kunnen) geven aan integriteitsbeleid. Deze onderzoeken resulteerden uiteindelijk in een proefschrift, met als titel: Integrity management in public organizations: Content & design.
In een van de hoofdstukken presenteer ik, op basis van literatuuronderzoek, een aantal normen voor goed integriteitsbeleid. Op deze vier normen of aandachtspunten ga ik in deze column wat nader in. De aandachtspunten hebben respectievelijk betrekking op: de intentie van het integriteitsbeleid, de organisatorische inbedding van het beleid, de maatschappelijke context van het beleid; en de procesmatige inrichting van het beleid. U kunt deze aandachtspunten gebruiken ter toetsing van het integriteitbeleid van uw eigen organisatie.
1) De intentie van het beleid: om te beginnen is het van belang dat de intenties die de leiding van de organisatie heeft ten aanzien van het integriteitsbeleid oprecht (authentiek) zijn. Dit houdt in dat het motief voor het integriteitsbeleid primair intrinsiek dient te zijn (omdat het een aspect van goed werkgeverschap en goed bestuur is) en niet louter extrinsiek (omdat het bijvoorbeeld de risico’s op wettelijke boetes of op reputatieschade kan voorkomen). De intentie moet ook blijken uit de beschikbaarheid van voldoende middelen voor het beleid (put your money where your mouth is) en de duurzame (in plaats van kortstondige) aandacht voor het beleid. Immers, hoewel veel andere alledaagse organisatiekwesties de aandacht voor integriteit snel dreigen te overschaduwen is integriteit geen luxegoed; het vereist constante zorg en aandacht (ook, of misschien wel juist, als dat eigenlijk even niet zo goed uitkomt).
2) De organisatorische inbedding van het beleid: het tweede aandachtspunt is dat de maatregelen waaruit het integriteitsbeleid is samengesteld zowel goed bij de organisatie als bij elkaar dienen te passen. Dit houdt in dat het integriteitsbeleid aansluit bij de specifieke organisatiekenmerken. Integriteitsbeleid vergt maatwerk en kan niet blindelings worden gekopieerd van andere organisaties of louter zijn samengesteld uit generieke blauwdrukken, formats of modellen. Daarnaast is de afstemming en samenhang tussen integriteitsmaatregelen van belang. Integriteitsbeleid behelst meer dan de invoering van diverse stand-alone’ integriteitsmaatregelen. Door te zorgen voor samenhang versterken de maatregelen elkaar en maken zij als geheel meer impact (het geheel is meer dan de som der delen). Betrokkenheid van medewerkers bij de vormgeving en implementatie van het integriteitsbeleid en de koppeling van het beleid aan aanpalende organisatiefuncties en -processen (zoals HR en financiën) zijn eveneens aspecten van organisatorische inbedding en aandachtspunten voor goed integriteitsbeleid.
3) De maatschappelijke context van het beleid: het derde aandachtspunt voor integriteitsbeleid is dat het dient aan te sluiten bij de verwachtingen van de samenleving in het algemeen en van de relevante stakeholders in het bijzonder. Integriteit is immers een relationeel begrip. Het wordt doorgaans geformuleerd als het handelen overeenkomstig de morele waarden, normen en regels. Het beleid dient daarom niet alleen te voldoen aan de wettelijke eisen maar ook rekening te houden met (in te spelen op) de morele maatschappelijke verwachtingen. Nieuwe ontwikkelingen zoals de opkomst van social media, de #METOO beweging en de discussies rondom ongewenste omgangsvormen dienen derhalve tijdig in het integriteitsbeleid verdisconteerd te worden. De bereidheid om jaarlijks verantwoording af te leggen over het gevoerde integriteitsbeleid vloeit voort uit de eis van transparantie en de maatschappelijke verantwoordelijkheid die organisaties hebben.
4) De procesmatige inrichting van het beleid: integriteitsbeleid is gebaat bij een goed doordachte en procesmatige aanpak. Daarvoor kan gebruik gemaakt worden van de PDCA-cyclus. De eerste fase van deze leer-cyclus gaat over het in kaart brengen van de ambities van de organisatie op integriteitsgebied (Plan). Dit voorkomt dat het integriteitsbeleid speelbal van incidenten of van grillige politieke of financiële beslissingen wordt. De tweede fase gaat over de implementatie van de concrete activiteiten en maatregelen die nodig zijn om deze ambities te kunnen realiseren (Do). De derde fase gaat in op de monitoring, evaluatie en verantwoording van het integriteitsbeleid van de organisatie (Check). Dit geeft tevens inzicht in de eventuele aanpassingen van het integriteitsbeleid die in de loop der tijd noodzakelijk kunnen zijn (Act). Integriteit is immers een werkwoord; het vergt continue zorg en aandacht en het beleid dient mee te gaan met de ontwikkelingen van de tijd.
Samengevat kunt het integriteitsbeleid van uw organisatie toetsen aan de volgende vier vragen: is het integriteitsbeleid voldoende authentiek, of dient het vooral als window dressing? Is het integriteitsbeleid voldoende organisatorisch ingebed, of is het fragmentarisch en te algemeen van aard? Is het integriteitsbeleid voldoende maatschappelijk ingebed, of sluit het nog onvoldoende aan bij de (morele) verwachtingen van de buitenwacht? Is het integriteitsbeleid procesmatig opgezet of heeft het een ad-hoc van karakter? Het doorlopen van deze vier vragen geeft u snel inzicht in mogelijke verbeterpunten van het integriteitsbeleid van uw organisatie.
Geef een reactie