Waar is en landt het lerend vermogen?


Er zijn nogal wat parallellen tussen de nieuwbouw van het culturele complex Amare en de renovatie van het Binnenhof – beide in Den Haag – aan te wijzen. Dat bleek wel uit de berichtgeving over de verhoren over de problemen rond het ‘cultuurpaleis’ en de persbijenkomst van het Rijksvastgoedbedrijf over de vertraging van de restauratie van het regeringscentrum, stellen Robbert Coops en Peter Drijver.

Dat er veel mis ging (en gaat) bij die twee in het oog springende nieuwbouw- en renovatieprojecten is al gesignaleerd, geanalyseerd en bovenal bekritiseerd. De algemene teneur is toch wel de oprechte verbazing en groeiende scepsis over de wijze waarop onze overheid –in dit geval de gemeente Den Haag en het Rijksvastgoedbedrijf – ondanks alle waarschuwingen vooraf zaken zo uit de hand laat lopen.

Amateurisme
Beide zijn geen kleine, amateuristische organisaties, maar ze gedragen zich wel zo. Door zich te verschuilen achter de complexiteit van de bouwopgave, de (eigen!) wet- en regelgeving en de maatschappelijke scepsis falen zij in hun professionele optreden en ambitie. Dat is gezien hun voorbeeldfunctie als publieke opdrachtgevers dubbel triest en ook onnodig.

‘Waarom niet tijdig aangeven dat een project stil wordt gelegd?’

Want waar blijft het lerend vermogen? En waar blijft het besef van maatschappelijke (en politieke) verantwoordelijkheid? Wat rest is nu een zwakke, wel erg gemakkelijke en doorzichtige vorm van verdediging of rechtvaardiging van de wijze waarop publiek opdrachtgeverschap faalt of tenminste maar zeer gedeeltelijk voldoet aan de zelf opgestelde ambities, planningen en procedures. Waarom niet – maar dan wel tijdig– aangeven dat een project wordt stil gelegd en heroverwogen, bouwteams en management in samenstelling en functionaliteit worden gewijzigd, contracten worden vervangen en doelstellingen worden aangepast? Excuses kunnen natuurlijk altijd gemaakt worden, maar bovenal zou een herstart op basis van realisme veel eerder kunnen leiden tot vertrouwen in dergelijke projecten, die tenslotte met fors publiek geld worden gerealiseerd.

Verschuilen achter stikstof
Tot nu toe blijkt echter dat het Rijksvastgoedbedrijf dat namens het ministerie van de toch al zo geplaagde Hugo de Jonge verantwoordelijk is voor de renovatie van het Binnenhof zich verschuilt achter de stikstofproblemen –die in dit geval verwaarloosbaar klein blijken te zijn–, achter personeelsgebrek, extra veiligheidsmaatregelen, forse prijsstijgingen van bouwmateriaal en energie. De onlangs gepresenteerde tussenstand laat zien dat bij de renovatie van het Binnenhof niet alleen sprake is van een kostenoverschrijding (de teller staat nu op 734 miljoen euro) maar ook van de planning (wordt het complex in 2030 opgeleverd?). Onopgelost blijft de vraag waarom destijds binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken al rekening werd gehouden met een veel hoger bedrag, dat vooral niet naar buiten mocht worden gebracht.

Blinde vlekken
Ongeveer hetzelfde patroon laat de bouw van Amare zien, zo bleek uit de verhoren door de gemeenteraad. Niet alleen blijken de (indertijd) politieke en ambtelijke verantwoordelijken in weerwil van de zo gepropageerde transparantie er talloze blinde vlekken op na te houden. Hun herinneringen zijn bovendien niet meer actief, dossiers niet bewaard en men maakt achteraf vooral de eigen rol en verantwoordelijkheid kleiner. De rechtvaardiging (en vaak ook verontwaardiging over de kritiek) wordt dan gelegd in de uiteindelijke realisatie van het culturele complex betreft. ‘We deden het voor de stad’, ‘de derde stad van het land heeft toch recht op Amare?’ ‘Het is het grootste cultuurcentrum van Nederland’.

Gedonder en gedoe
Natuurlijk, uiteindelijk zal het Binnenhof in oude dan wel nieuwe luister worden opgeleverd en gaan functioneren zoals het bedoeld is. En ook Amare zal – als de culturele programmering een beetje beter op gang komt en niet langer vrijwel de gehele cultuurbegroting op gaat aan de exploitatie – zijn positie innemen. Maar is er eindelijk iets geleerd van de wijze waarop dergelijke publieke voorzieningen tot stand komen?

‘Zijn de adviseurs wel de juiste?’

Deze twee voorbeelden staan immers niet op zichzelf. Wanneer wordt er nu eens een project van de overheid binnen de gestelde financiële eisen en binnen de planning – en dus zonder gedonder en gedoe – gerealiseerd? Dan moet er bij de overheid wel het nodige veranderen, niet in de laatste plaats in organisatorisch opzicht.

Realistisch en robuust
Bijvoorbeeld de managementlagen die het werkelijke werk stelselmatig overlaten aan ingehuurde ingenieursbureaus met een beperkte opdracht en zonder publieke verantwoordelijkheid kunnen duidelijk gemist worden. Maar ook de mindset van de publieke opdrachtgevers zou moeten veranderen. Want is er wel voldoende praktijkkennis en standvastigheid aanwezig? Zijn de adviseurs wel de juiste, worden adviezen inhoudelijk gewogen of is de alles politiek voorgekookt en -geschreven? Is het contact met omwonenden en (toekomstige) gebruikers geborgd? Zijn ambities en doelstellingen realistisch en robuust? Geven de contracten en aanbestedingsprocessen voldoende ruimte voor tussentijdse aanpassingen en zijn risico’s voldoende geïnventariseerd en gekwantificeerd? En zijn er (worst-case) scenario’s? Het zijn allemaal vragen die vooraf maar ook tijdens het bouwproces aan de orde moeten komen.

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Robbert Coops Peter Drijver
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*