Vernieuwen blijkt al te vaak ook ploeteren en moedig doorzetten. Tijdens het DNa-lab hebben wij gezien hoe stroperig vernieuwing kan zijn, ook als er veel steun voor is. Hoewel slechts weinig collega-raadsleden zich keren tegen het principe van bewonersgericht vergaderen, is de praktijk weerbarstig. Gemeenteraden zijn op tal van manieren gehecht aan oude gewoonten. Ook de omgeving heeft patronen ontwikkeld waar zij aan gehecht is. De vernieuwing in de raad heeft een omgeving nodig die mee beweegt en dat is niet vanzelfsprekend.
DEMOCRATIE NABIJ & LOKALE HELDEN
Vanuit het programma Lokale Democratie in Beweging is een groep mensen gedurende vier maanden ondersteund bij hun initiatief om de lokale democratie te verbeteren door middel van het DNa-lab (DNa staat voor Democratie Nabij). Deze vernieuwers zijn onder andere ambtenaren die nieuwe gesprekken met bewoners vormgeven, raadsleden die anders debatteren en inwoners die bij de gemeente ruimte maken voor hun betrokkenheid.
Over de idealen, frustraties en nieuwe inzichten van de negentien vernieuwers die aan het DNa-Lab deelnamen, hebben wij een reeks artikelen geschreven: in vijf korte verhalen en acht dwarsblikken, leest u meer over de avonturen van de lokale helden van nu. De verhalen zijn niet één op één op de vijf bijeenkomsten en deelnemers van het DNa-Lab gebaseerd. Zonder deze bijeenkomsten hadden deze verhalen echter niet verteld kunnen worden.
De komende vijf weken zal deze reeks op platform O worden gepubliceerd. Wij nodigen lezers uit op deze verhalen en dwarsblikken te reageren. Uw reacties verwerken wij in de definitieve artikelen en in een slotbeschouwing die eind september op papier (analoog) door het programma Lokale Democratie in beweging zal worden gepubliceerd.
Zo gebruikt de wethouder het opiniërende gesprek met de raad als moment om de temperatuur van het water te meten. Nu de raad met het gezicht naar de samenleving (en de rug naar het bestuur) gaat staan, is deze peiling ineens een stuk minder betrouwbaar. Dat leidt tot vragen, discussie en een extra kritische blik op de resultaten van dit experiment.
Er is een snellere route naar lokale vernieuwing, eentje waarbij al eerder meters gemaakt kunnen worden. Deze route begint vaak met de vorming van een Gideonsbende, een klein clubje van believers, dat bereid is om onorthodox aan de slag te gaan. De vernieuwing is vaak concreet van aard, denk aan zelfbeheer van een buurthuis, samen zonnepanelen realiseren of een jeugdgemeenteraad. Voor het succes van deze initiatieven kan volstaan dat voldoende early adopters en easy adapters meegaan. De gemeentelijke organisatie hoeft alleen wat ruimte te maken (een bescheiden budget, gebruik van wat faciliteiten) om het initiatief te laten slagen. Dat laatste is trouwens lastig genoeg, reden waarom menig initiatiefnemer verzucht dat ze ‘buiten energie krijgen, die ze binnen weer kwijt raken’.
Deze snellere route – je zou kunnen zeggen een aparte kraamkamer – heeft een aantal kenmerken, waardoor het initiatief vaart krijgt. In deze dwarsblik willen we deze kenmerken tegen het licht houden en bespreken waar hun kwaliteit ligt en waar de grenzen van deze vernieuwingsstrategie liggen:
- Kenmerk 1: vorm een voorhoede
Bij de snellere route ontstaat rond het initiatief een groep van gelijkgestemden die ervoor willen gaan (zoals de olifanten in Junglebook, ‘Zet je beste beentje voort’ zingen). Deze groep noemde ik hierboven al de Gideonsbende. Deze bende bruist, zeker in de beginfase, vaak van de energie en van de ideeën. Het grote voordeel van deze voorhoede is snelheid, voorwaartse beweging en ook vaak herkenbaarheid.
Helaas creëert iedereen die een voorhoede vormt ook een achterhoede. Uitspraken over die achterhoede variëren van ‘Daar gaan we niet op wachten’ tot ‘Als het een succes wordt, gaan ze vragen of ze mee mogen doen’. Vaak blijkt in een latere fase dat de achterhoede zich helemaal niet aansluit, maar met verve de rol van Waldorf and Statler bij de Muppets op zich neemt; overtuigd van de scherpte van de eigen waarnemingen neemt de achterhoede de vernieuwing op de korrel.
Hier ontstaat een lastig moment in de ontwikkeling van het lokale initiatief: Is het nog mogelijk de ‘achterhoede’ erbij te betrekken en het initiatief te verspreiden, of is met de vorming van de voorhoede ook de reikwijdte van het initiatief de facto ingeperkt? - Kenmerk 2: houd het concreet
Voor de vaart helpt het om het initiatief concreet te houden, dus niet ‘meer zeggenschap voor bewoners over hun leefomgeving’, maar een ‘buurtbudget met buurtschouw’. Die concreetheid helpt ook om uit de sfeer van abstracte beleidsdiscussies te blijven. Er is eigenlijk weinig reden om van het adagium ‘houd het concreet’ af te wijken.
Toch schuilt in de concrete verleiding een risico voor het initiatief: de vernieuwing komt te veel op zichzelf te staan. Dan wordt het de hobby van de initiatiefnemers, omdat niet duidelijk wordt hoe het initiatief raakt aan ‘hogere’ doelen waar iedereen zich druk over zou moeten maken. Zo staat er wel een goed voorbeeld, maar nemen anderen er geen voorbeeld aan, omdat ze denken dat het niet over hun doelen en waarden gaat. - Kenmerk 3: adem buitenlucht
De betere initiatieven om de lokale democratie te verbeteren worden altijd gevoed door maatschappelijke dynamiek en ontwikkelingen. Niet ‘in huis’, maar buiten de deur vinden initiatiefnemers de energie en urgentie om hun initiatief door te zetten. Buitenlucht is goed voor de groei van initiatieven. Terwijl de initiatiefnemers ‘buiten spelen’, leven binnen achterhaalde ideeën en concepten voort. Een mooi voorbeeld is een verkeerskundige die de wijkambtenaar vroeg zijn verkeersplannen even aan ‘de wijk’ te vertellen. Een belangrijke vraag voor de initiatiefnemers is dan ook: ‘Hoe verhouden mijn ervaringen buiten zich tot de aannames waarmee binnen wordt gewerkt?’
Drie tips
De strekking van deze beschouwing is niet dat de snelle strategie niet werkt. Integendeel, we raden iedereen aan om een Gideonsbende te vormen, het concreet te houden en je experiment fris te houden door buitenlucht te ademen. Tegelijkertijd heeft ook hier ieder voordeel zijn nadeel. Het helpt om die nadelen als het ware voor te zijn. Als ze zich manifesteren, is het lastig om verder te komen.
De tips die we hierbij hebben zijn een spiegelbeeld van de beschreven kenmerken:
- Vorm een actieve achterban: laat je becommentariëren, stel vragen, slechts weinigen zien zichzelf als achterhoede, activeer het kritisch vermogen in je voordeel. Zo voorkom je ook zelfgenoegzaamheid die al te makkelijk in een zelfbenoemde voorhoede ontstaat.
- Heb het over de bedoeling: praat met elkaar over de (uiteenlopende) redenen waarom dit initiatief belangrijk voor je is, sta niet alleen stil bij de actualiteit, maar juist ook bij de grotere context van je initiatief.
- Ga geregeld naar binnen: …en dan niet alleen als je zelf wat te halen hebt (op een gegeven moment zien ze je aankomen). Hoor wat er speelt ‘intern’, leer de waan van de dag kennen, want die bepaalt waar jij op het prioriteitenlijstje staat. En laat het raam open staan als je weer naar buiten vliegt.
Dit is het tweede artikel in een reeks over de verbetering van de lokale democratie (zie kader).
Het bevlogen raadslid uit Abbekerk
De ervaren wethouder
Spreken over de kwaliteit van democratie
Over kwaliteit van samenleven
Participatie als spiegelpaleis
De vreemde eend
Onze democratische instituties een beetje serieus nemen
Geef een reactie