Participatie als spiegelpaleis


Niet eerder had ik het verband tussen spiegelneuronen en bewonersparticipatie gelegd. Dat verband ontstond dankzij een DNa-Lab, waarin een bevlogen wijkambtenaar zijn queeste op tafel legde om nieuwe bewoners te betrekken bij de vernieuwing van de wijk. Op enig moment tijdens dit gesprek, realiseerden wij ons dat de gebruikelijke deelnemers aan de avonden in tal van opzichten op ons lijken. Ze hebben dezelfde leeftijd, interesses of politieke voorkeur. Participatie als spiegelpaleis.

DEMOCRATIE NABIJ & LOKALE HELDEN
Vanuit het programma Lokale Democratie in Beweging is een groep mensen gedurende vier maanden ondersteund bij hun initiatief om de lokale democratie te verbeteren door middel van het DNa-lab (DNA staat voor Democratie Nabij). Deze vernieuwers zijn onder andere ambtenaren die nieuwe gesprekken met bewoners vormgeven, raadsleden die anders debatteren en inwoners die bij de gemeente ruimte maken voor hun betrokkenheid.
Over de idealen, frustraties en nieuwe inzichten van de negentien vernieuwers die aan het DNa-Lab deelnamen, hebben wij een reeks artikelen geschreven: in vijf korte verhalen en acht dwarsblikken, leest u meer over de avonturen van de lokale helden van nu. De verhalen zijn niet één op één op de vijf bijeenkomsten en deelnemers van het DNa-Lab gebaseerd. Zonder deze bijeenkomsten hadden deze verhalen echter niet verteld kunnen worden.
Deze reeks wordt op platform O gepubliceerd. 
Wij nodigen lezers uit op deze verhalen en dwarsblikken te reageren. Uw reacties verwerken wij in de definitieve artikelen en in een slotbeschouwing die eind september op papier (analoog) door het programma Lokale Democratie in beweging zal worden gepubliceerd.

Pas op de terugweg van het lab dacht ik aan spiegelneuronen. Spiegelneuronen worden in diverse breinonderzoeken besproken[1] en hebben me altijd gefascineerd. Het basisprincipe achter deze neuronen is opvallend eenvoudig: we reageren (pre-bewust) meer op iemand aan wie wij ons kunnen spiegelen. En we spiegelen makkelijker iemand die op ons lijkt. De consequentie is dat we ons makkelijker verbinden met peers, mensen met dezelfde kenmerken als van ons. En omgekeerd, dat we geneigd zijn om het ‘vreemde’ op afstand te houden. Het oude spreekwoord ‘onbekend maakt onbemind’ wordt door breinonderzoeken in ieder geval onderstreept.

In deze dwarsblik betoog ik waarom we onze spiegelneuronen serieus moeten nemen én dat we ze de baas moeten worden in ons streven naar bewonersparticipatie.

Waarom onze spiegelneuronen bewonersparticipatie bedreigen
De natuurlijke neiging tot spiegelen vormt op drie manieren een bedreiging voor bewonersparticipatie:

  • De eerste is dat we onbewust aansluiten bij wie op ons lijkt, en in diezelfde beweging uitsluiten wie van ons verschilt.
  • De tweede is dat bewonersparticipatie zo onbedoeld de ongelijke invloed op het doen en laten van de gemeente vergroot, in plaats van verkleint. We zijn immers genegen om meer invloed te geven aan degene die op ons lijkt en dat ‘type mensen’ heeft toch al bovengemiddeld invloed op het bestuur. Sterker nog, zij vormen vaak het lokaal bestuur.
  • De derde is dat we, zonder ons dat te beseffen, zelf participatiemoeheid vormgeven. We raken uitgekeken op de usual suspects, maar onze werkwijze zorgt ervoor dat unusual suspects buiten beeld blijven.

In 2012 verscheen het rapport Vertrouwen in Burgers van de WRR. Dit rapport sluit enthousiast aan op de burgerschapsstijlen die Motivaction in de jaren daarvoor definieerde. Ik volg hier de vierdeling, zoals in het WRR-rapport werd verwoord:

  1. Volgzamen: ‘grootmeesters in kleine netwerken’. Deze bewoners hechten aan autoriteit. Om die reden is het bij bewonersparticipatie dan ook belangrijk dat zij weten wat van hen verwacht wordt. Volgzamen steken liever een avondje concreet de handen uit de mouwen, dan dat zij abstract discussiëren;
  2. Verantwoordelijken: komen op voor maatschappelijke belangen, gaan een discussie niet uit de weg. Waar volgzamen hechten aan duidelijkheid, vinden verantwoordelijken voldoende ruimte om hun inbreng te hebben belangrijk.
  3. Pragmatici: komen makkelijk op voor het belang van hun groep. Zijn te verleiden tot participatie als het belang voldoende zwaar weegt, of als in termen van beleving (een bijzondere dag) wat te winnen valt. Waar voor verantwoordelijken voldoende ruimte belangrijk is, weegt voor pragmatici een concreet resultaat zwaar.
  4. Critici: zijn niet in voor veranderingen. Deze groep voelt zich snel onvoldoende gehoord. Waar pragmatici op zoek zijn naar concreet resultaat, gedijen critici bij bevestiging (‘we hebben u gehoord en dit gaan we ermee doen’) en zekerheid (‘we behouden…’).

Het is voor vormgevers van lokale democratie interessant om te onderzoeken in welk type zij zich het meest herkennen. In het werk voor lokale beleidsmakers heb ik deze vraag regelmatig gesteld. Vaak gaan de handen dan omhoog bij Verantwoordelijken, soms bij Volgzamen (vaak bij ambtenaren die al wat langer meelopen), af en toe bij Pragmatici (juist bij jongere medewerkers) en nooit bij Critici.

Het is al met al waarschijnlijk dat een gesprek tussen gemeente en gemeenschap een dialoog onder veel verantwoordelijken en een paar volgzamen is. Naarmate het abstractieniveau toeneemt, daalt het aantal volgzamen. Wanneer er weinig bewegingsruimte blijkt te zijn, haken de verantwoordelijken af.

Manieren om de neuronen de baas te worden
Als we participatie willen, dan is het dus nodig om de spiegelneuronen de baas te worden. Eenvoudig is dat misschien niet, want ze zitten diep verankerd in onze genetische opmaak. Maar als we ons ervan bewust zijn, kunnen we in elk geval proberen om de spiegelneuronen de baas te worden. In praktische zin kunnen we bijvoorbeeld beginnen met:

  1. Praat niet alleen met bewoners op het moment dat een verandering op stapel staat. Voer ook het gesprek over wat mensen waarderen en willen behouden;
  2. Richt je niet alleen op dialoog, onderhandelen is ook een manier om participatie vorm te geven;
  3. Beleving is geen luxe, maar onderdeel van de democratische ervaring;
  4. Maak ruimte voor variatie in betrokkenheid: korte termijn versus lange termijn, meedenken versus meedoen, initiatief bij de overheid versus initiatief samenleving.

Dit zijn gedragingen die helpen als de ‘unusual suspects’ eenmaal aanwezig zijn. Om mensen erbij te trekken die normaal niet geneigd zijn hun stem te laten horen, is loten misschien wel de meest aantrekkelijke maatregel. Dit vereist wel dat na de loting de uitnodiging zeer persoonlijk is, dat er wordt nagebeld, en dat meer in het algemeen alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat iedereen die in de loting werd aangewezen ook daadwerkelijk komt opdagen.

Dit zijn tips in de categorie doen en laten. De meest duurzame invloed zal echter liggen in onze houding. Als we uitgekeken zijn op de ‘usual suspects’ (die sterk op ons lijken), dan is onze grootste opgave om onze hardnekkige neigingen ons te omringen met wat we al kennen, te onderdrukken.

Footnote

[1] Zie voor een verdieping van de publieke betekenis van breinkennis ook Denkfouten, Gemak dient de mens en Moraal en geweten in Ophouden met Oplossen (Domeinschrift/ Publiek Domein, 2013)

Dit artikel is onderdeel van een reeks over de verbetering van de lokale democratie (zie kader). Lees hier de andere artikelen: 

Het bevlogen raadslid uit Abbekerk
De ervaren wethouder
Spreken over de kwaliteit van democratie
Kraamkamer voor lokale democratie
Over kwaliteit van samenleven

De vreemde eend
Hoe krijgen we de raad mee?
Onze democratische instituties een beetje serieus nemen

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Henk Gossink
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*